Stel een vraag
De gebruikelijkloonregeling

De gebruikelijkloonregeling

  • Publicatiedatum 06 jan 2025
  • Aanpassingsdatum 06 jan 2025
  • Leestijd 6 min

De gebruikelijkloonregeling is waarschijnlijk een van de meest bekende regelingen in de sfeer van de loonbelasting. Deze regeling heeft als doel om te voorkomen dat een directeur-grootaandeelhouder (dga) zijn loon dermate laag vaststelt dat hij zijn belastingdruk verlaagt en/of onterecht gebruik kan maken van inkomensafhankelijke regelingen. In de kern beoogt de gebruikelijkloonregeling te realiseren dat iedere dga (en zijn partner) een zakelijk loon geniet voor de verrichte werkzaamheden. Dat kan in de praktijk tot de nodige complexiteit leiden. Dit artikel behandelt de gebruikelijkloonregeling.

Waarom een gebruikelijkloonregeling?

Een directeur-grootaandeelhouder (dga) van een lichaam (bijvoorbeeld een bv) bepaalt zelf de hoogte van het loon. Het kan gunstig zijn om het loon laag te houden en het inkomen aan te vullen met dividend. Dividend is vaak lager belast dan loon. Om te voorkomen dat de dga zijn loon te laag vaststelt is er de gebruikelijkloonregeling. Op grond van deze bepaling dient het loon van de dga een bepaalde hoogte te hebben. De wet bevat daarnaast twee belangrijke bepalingen die zorgen dat de dga hier niet eenvoudig aan kan ontkomen. Deze maatregelen zijn de volgende:

  • De arbeidsverhouding van degene die arbeid verricht voor een lichaam waarin hij of zijn partner een aanmerkelijk belang houdt, is aangemerkt als fictieve dienstbetrekking; en
  • Als de dga op grond van de gebruikelijkloonregeling te weinig loon heeft ontvangen, dan wordt hij geacht het meerdere te hebben genoten aan het einde van het kalenderjaar.

Hoe hoog moet het gebruikelijk loon zijn?

In de wet zijn drie bedragen opgenomen met betrekking tot het gebruikelijk loon. De dga is gehouden om de hoogste van deze drie aan te houden. Het betreft:

  • Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  • Het hoogste loon van de werknemers in dienst van het lichaam of een verbonden lichaam.
  • Het normbedrag (2025: € 56.000).

De Belastingdienst heeft de bewijslast voor een hoger gebruikelijk loon dan het normbedrag en de belastingplichtige voor een lager gebruikelijk loon. De redenen om het gebruikelijk loon lager vast te stellen dan op het normbedrag zijn divers. Gedacht kan worden aan een arbeidsverhouding die slechts een deel van het jaar bestaat, een structureel verlieslatende situatie of een startende onderneming. Het is belangrijk om een dergelijke afwijking van het normbedrag goed te motiveren en, bij twijfel, af te (laten) stemmen met de Belastingdienst.

Wat telt mee voor de hoogte van het gebruikelijk loon?

Het gebruikelijk loon bestaat uit al het loon dat de werknemer (dga) ontvangt. Het gaat dus niet alleen om het periodesalaris, maar ook om eventueel vakantiegeld, bijtelling voor een auto van de zaak en loon in natura. Dit kan in de praktijk leiden tot ongemerkte wijzigingen in de hoogte van het gebruikelijk loon. Stel dat een dga wisselt van auto van de zaak, dan wijzigt daarmee ook de hoogte van de bijtelling. Hetzelfde doet zich voor als de zestigmaandenperiode bij een auto van de zaak afloopt. Het is belangrijk om dit goed in de gaten te houden en waar nodig te handelen.

Gebruikelijkloonregeling en de meest vergelijkbare dienstbetrekking

In het kader van de gebruikelijkloonregeling is het van belang om te weten wat de meest vergelijkbare dienstbetrekking is. In de wet zijn vier elementen opgenomen die gelden bij het bepalen van de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Het gaat om de dienstbetrekking die van alle dienstbetrekkingen het meest vergelijkbaar is met de dienstbetrekking van de werknemer (dga) en:

  • Waarbij aanmerkelijk belang geen rol speelt;
  • Die bekend is bij de inhoudingsplichtige en de Belastingdienst;
  • Waarvan het loon bekend is of in redelijkheid geschat kan worden;
  • Waarvan het loon niet op een ander bedrag is vastgesteld dan in het economisch verkeer gebruikelijk is (zakelijkheid).

Als de Belastingdienst zich beroept op een vergelijkbare dienstbetrekking, dan dient hij aan de inhoudingsplichtige ten minste de criteria op basis waarvan die vaststelling is gedaan te overleggen.

De meestverdienende werknemer en de gebruikelijkloonregeling

Het tweede vereiste is dat bekend is wat het loon van de meestverdienende werknemer is. Dat geldt bij het lichaam waar de dga werkzaam is en bij lichamen die aan dat lichaam verbonden zijn. Wanneer van verbondenheid sprake is, is in de wet beschreven. In de praktijk wordt nog weleens vergeten om ook de beloningen bij concernonderdelen mee te nemen bij het bepalen van het gebruikelijk loon.

Het gebruikelijk loon en werkzaamheden voor een concern (groep)

Het komt in de praktijk vaak voor dat de dga werkzaam is voor meer dan Ă©Ă©n vennootschap in een concern (groep). Als hoofdregel geldt dat de gebruikelijkloonregeling per lichaam geldt. Dat kan leiden tot een stapeling aan toepassingen van de regeling. De dga kan dit op twee manieren voorkomen:

  • Bij toepassing van de doorbetaaldloonregeling wordt de gebruikelijkloonregeling toegepast op het niveau van het lichaam dat het loon verstrekt. De fictie van het doorbetaald loon houdt ook in dat de dga wordt geacht alleen voor dat lichaam arbeid te verrichten.
  • Een beroep op de doelmatigheidsbepaling doen. Dat leidt ertoe dat het gebruikelijk loon dat in principe door verschillende vennootschappen moet worden uitgekeerd, kan worden uitgekeerd door Ă©Ă©n vennootschap.

De gebruikelijkloonregeling en de € 5.000-grens

De wet bevat een belangrijke uitzondering op de hoofdregel. Die uitzondering geldt als de loonwaarde van de werkzaamheden niet hoger is dan € 5.000. In dat geval hoeft geen gebruikelijk loon in aanmerking te worden genomen. Loon dat wordt uitgekeerd dient wel in de heffing te worden betrokken. Deze uitzondering kan bijvoorbeeld van toepassing zijn bij vennootschappen die zich uitsluitend bezighouden met het aanhouden van passieve beleggingen. De arbeidsinspanning van de dga is dan dermate laag, dat de loonwaarde lager is dan € 5.000.

Gevolgen van een correctie bij het gebruikelijk loon

Als de Belastingdienst bepaalt dat een dga te weinig loon heeft ontvangen, dan leidt dat tot de volgende correcties.

  • De inhoudingsplichtige moet het loon alsnog aangeven en daarover de loonheffingen afdragen. Het genietingstijdstip ligt op het einde van het kalenderjaar waarin te weinig is genoten.
  • Het verschil tussen het werkelijke loon van de dga en het (verhoogde) fictieve loon vormt een informele kapitaalstorting. Dit verhoogt de verkrijgingsprijs van de aandelen van de dga in box 2.
  • De inhoudingsplichtige kan besluiten de loonheffingen te verhalen op de dga. Daartoe is hij niet verplicht. Als de inhoudingsplichtige niet verhaalt, dan is de informele kapitaalstorting lager dan als hij wel verhaalt.

Advies gebruikelijk loon

Iedere dga dient zich bewust te zijn van het bestaan van de gebruikelijkloonregeling. Het bepalen van de juiste hoogte van het gebruikelijk loon is soms complex, maar wel van belang. In onduidelijke gevallen kan het verstandig zijn om de hoogte van het gebruikelijk loon af te stemmen met de Belastingdienst. Dit ter voorkoming van discussies en correcties achteraf. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.

Civra-Hoge-resolutie-voor-afdruk-zonder-logo-in-Adobe-93-scaled-aspect-ratio-200-200

Fiscale vraag?

Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.

"*" geeft vereiste velden aan

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Kennisbank. Lees ook artikelen over: