
Reële instapvergoeding betekent bijzonder geval voor proceskostenvergoeding BPM-zaak
- Publicatiedatum 19 okt 2025
- Aanpassingsdatum 19 okt 2025
- Leestijd 3 min
Sinds 1 januari 2024 geldt als gevolg van de ‘Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM’ een lagere proceskostenvergoeding in dit type zaken (lees hier meer). Op 17 januari 2025 oordeelde de Hoge Raad dat deze lagere proceskostenvergoeding voor WOZ- en BPM-zaken is toegestaan, tenzij sprake is van een bijzonder geval (lees hier meer). Van een bijzonder geval is onder andere sprake als de gemachtigde niet werkt op een no-cure-no-paybasis. Recent heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over dit type bedrijfsmodel. In geschil was of het rekenen van een instaptarief voldoende is om niet langer te kunnen spreken van no-cure-no-pay. Op 10 oktober 2025 oordeelde de Hoge Raad dat dat in dit geval zo is. In dit artikel behandel ik dit arrest over het rekenen van een (reële) instapvergoeding en de omvang van de proceskostenvergoeding in BPM-zaken.
Succesvolle procedure leidt tot discussie over omvang proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om naheffingsaanslagen BPM. De belastingplichtige is het oneens met de naheffingsaanslagen. De rechtbank gaat mee in de argumenten van de belastingplichtige. In hoger beroep trekt de inspecteur aan het langste eind. Op 2 mei 2025 doet de Hoge Raad uitspraak. Hij vernietigt het arrest van het gerechtshof. De Hoge Raad doet de zaak vervolgens zelf af en vermindert de naheffingsaanslag. Ook vernietigt hij de uitspraak van de rechtbank voor zover die ziet op het moeten doen van een nieuwe uitspraak op bezwaar door de inspecteur. De belastingplichtige heeft recht op een proceskostenvergoeding. In BPM-zaken geldt een lagere proceskostenvergoeding, tenzij sprake is van een ‘bijzonder geval’. De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens aangehouden zodat de belastingplichtige (en zijn adviseur) kunnen bewijzen dat van een bijzonder geval sprake is.
Belanghebbende over instapvergoeding en proceskostenvergoeding in BPM-zaak
De belastingplichtige voert aan dat op het moment waarop de zaak in cassatie is ingesteld, het bedrijfsmodel van de adviseur niet de kenmerken heeft van no-cure-no-pay en vergaande overdekking. Vergaande overdekking is een situatie waarin de proceskostenvergoeding de daadwerkelijke inspanning van de gemachtigde in vergaande mate overtreffen. Een indicator daarvan is bijvoorbeeld het werken met gestandaardiseerde tekstblokken. De belastingplichtige wijst erop dat hij een gemachtigde heeft met een advies- en procespraktijk, gespecialiseerd in BPM-zaken. Voor elke op te starten procedure is een instaptarief gerekend. In 2024 lag dat tarief op € 750 exclusief btw per auto, ongeacht de uitkomst van de procedure. Ook in andere zaken van deze adviseur heeft die vraag reeds op tafel gelegen.
Hoge Raad (2025): reële instapvergoeding leidt tot ‘bijzonder geval’ voor proceskostenvergoeding
In eerdere arresten is door de Hoge Raad geoordeeld dat belastingplichtigen buiten redelijke twijfel hebben bewezen dat het bedrijfsmodel van deze gemachtigde niet het kenmerk heeft van optreden op basis van no-cure-no-pay. De instapvergoeding is niet dusdanig laag dat kan worden gesproken van rechtsbijstandverlening die in wezen overeenkomt met no-cure-no-pay. Omdat dit kenmerk voor de toepassing van de verlaagde proceskostenvergoeding ontbreekt, berekent de Hoge Raad de proceskostenvergoeding op de ‘normale’ wijze en zonder inachtneming van de verlaging.
Advies over het recht op een proceskostenvergoeding
De uitkomsten in deze zaak gelden niet alleen in de BPM-sfeer, maar ook in de WOZ-sfeer. In veel gevallen hebben belastingplichtigen die in het gelijk zijn gesteld, recht op een proceskostenvergoeding. Op deze hoofdregel bestaan uitzonderingen en er kan ook een discussie ontstaan over de omvang van de proceskostenvergoeding. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.
Bronnen:
- Hoge Raad 10 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1521 (Over de rol van de instapvergoeding voor de BPM-proceskostenvergoeding).
- Hoge Raad 10 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1520 (Over de rol van de instapvergoeding voor de BPM-proceskostenvergoeding).
Meer over dit thema:
- Hoge Raad oordeelt dat lagere proceskostenvergoeding BPM en WOZ is toegestaan.
- Hoge Raad acht geen bijzondere omstandigheden WOZ-proceskostenvergoeding aanwezig.
- Hoge Raad over schending informatieverplichting Wet WOZ en recht op vergoeding proceskosten en griffierecht.
- De Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM per 2024.
Fiscale vraag?
Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.
"*" geeft vereiste velden aan