Stel een vraag
De Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM per 2024
Formeel belastingrecht en procederenNieuws kopieer en deel Naar kennisbank

De Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM per 2024

  • Publicatiedatum 18 jan 2025
  • Aanpassingsdatum 18 jan 2025
  • Leestijd 6 min

Het is de afgelopen jaren een veelbesproken onderwerp: de vele bezwaar- en beroepsprocedures in WOZ en BPM-zaken. Een van de gesignaleerde knelpunten is de oververtegenwoordiging van no-cure-no-paykantoren op deze markt. Voor proceshandelingen die vaak een minimale inspanning vergen, incasseren deze kantoren aanzienlijke proceskostenvergoedingen. Als een procedure iets te lang in beslag neemt, dan volgt ook een immateriële schadevergoeding. De kans op in elk geval enige vergoeding is daarnaast best groot, omdat bijvoorbeeld in WOZ-procedures het vaak gaat om geschatte waarden. De wetgever is daarom met een wetsvoorstel gekomen om de financiële prikkels voor het voeren van deze procedures te verminderen. Dat is de kern van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM. Dit artikel behandelt de regels die gelden voor proceskostenvergoedingen zaken met betrekking tot WOZ en BPM per 2024.

Maatregelen ter bestrijding van onwenselijke WOZ en BPM-procedures

Vooropgesteld: niet alle WOZ en BPM-procedures zijn onwenselijk. Rechtsbescherming is een groot goed en er zijn meer dan voldoende redenen om bij deze belastingmiddelen een procedure aan te spannen. De wetgever richt zich op een bepaalde categorie procedures, namelijk de procedures die – kortgezegd – meer lijken te gaan om het verkrijgen van vergoedingen, dan het waarborgen van de rechtsbescherming. Het idee is om de betrokken partijen meer overwogen een beslissing te laten nemen over het wel of niet beginnen van een procedure. Om dat te bereiken zijn de volgende maatregelen opgenomen in het wetsvoorstel:

  • Het verlagen van de kostenvergoeding voor rechtsbijstand;
  • De mogelijkheid voor de rechter om af te wijken van de standaardvergoeding;
  • Het rechtstreeks uitbetalen van de kostenvergoeding aan de belanghebbende.

Hierna behandel ik de aangekondigde maatregelen afzonderlijk.

Verlaging proceskostenvergoedingen rechtsbijstand WOZ en BPM per 2024

De eerste maatregel betreft het verlagen van de kostenvergoeding voor de kosten die worden gemaakt door een rechtsbijstandverlener. Dit gaat niet in absolute bedragen, daar heeft de Hoge Raad namelijk al eens een streep door gezet, maar op basis van de zogenaamde vermenigvuldigingsfactor. Die gaat naar 0,25 voor zaken waarin de belanghebbende inhoudelijk in het gelijk wordt gesteld en naar 0,10 voor andere zaken. Met overige gevallen wordt gedoeld op situaties waarin het beroep gegrond wordt verklaard wegens een formeel gebrek. Deze maatregel gaat per 1 januari 2024 in, maar er is overgangsrecht.

Rechter mag afwijken van standaardvergoeding in WOZ en BPM-zaken

In het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is al een bepaling opgenomen op grond waarvan de rechter mag afwijken van de standaardvergoeding. Dat mag zowel omhoog als omlaag. De rechter kan er daarmee voor zorgen dat de proceskostenvergoeding niet meer bedraagt dan wat een redelijke vergoeding voor de gemaakte proceskosten is. Dit betekent ook dat in zaken waarin daadwerkelijke een inspanning is geleverd door de rechtsbijstandverlener, een hogere proceskostenvergoeding kan worden toegekend. Uit deze regel blijkt duidelijk dat het de wetgever met name te doen is om per 2024 proceskostenvergoedingen in WOZ en BPM-zaken die de geleverde inspanning te boven gaan tegen te gaan.

Rechtstreekse uitbetaling proceskostenvergoedingen aan belanghebbende per 2024

Vanaf 2024 wordt de proceskostenvergoeding rechtstreeks uitbetaald aan de belanghebbende en niet aan de gemachtigde. De wetgever hoopt daarmee meer bewustzijn te creëren aan de kant van de belanghebbende. Het is niet mogelijk om deze vordering te cederen of om door middel van een machtiging betaling toch aan een ander te laten plaatsvinden. De hoop is dat een stukje bewustzijn bij de belanghebbende ertoe leidt dat een betere afweging wordt gemaakt bij het wel of niet aanspannen van een procedure. Deze maatregel gaat per 1 januari 2024 in, maar er is overgangsrecht.

Immateriële schadevergoeding in WOZ en BPM-zaken per 2024

Tot de invoering van deze wetgeving heeft de belanghebbende bij overschrijding van de redelijke termijn recht op een schadevergoeding van € 500 per half jaar. Hiervoor is geen wettelijke regeling, want dit volgt uit jurisprudentie. Bij het toekennen van de schadevergoeding wordt geen onderscheid gemaakt naar het soort zaak en/of het financiële belang. Per 1 januari 2024 bestaat er voor WOZ en BPM-zaken wel een wettelijke regeling. Die houdt in dat de vergoeding € 50 per half jaar bedraagt. Als die vergoeding in een wanverhouding staat tot de geleden immateriële schade, kan de rechter een passende vergoeding vaststellen. Deze maatregel gaat per 1 januari 2024 in, maar er is overgangsrecht.

Overgangsrecht bij de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM

Er is overgangsrecht om te voorkomen dat lopende bezwaar- en beroepsprocedures worden geraakt. De nieuwe regels gelden voor proceskostenvergoedingen die zien op besluiten die zijn bekendgemaakt op of na 1 januari 2024. Dat komt omdat het recht op een proceskostenvergoeding wordt geacht te ontstaan op het moment dat kosten worden gemaakt. Dat is meestal ruim voor de daadwerkelijke uitspraak. De bepaling over de immateriële schadevergoeding geldt alleen als de redelijke termijn aanvangt op of na 1 januari 2024. Er geldt geen overgangsrecht voor de regel over het uitbetalen van de vergoeding aan de belanghebbende.

Amendement leidt tot uitbreiding naar Mulder-zaken

Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 is een amendement aangenomen om dit wetsvoorstel te verruimen. Ook zogenaamde Mulder-zaken vallen onder deze wetgeving. Dat zijn zaken tegen sancties die zijn opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Whav). De indiener van het amendement geeft aan dat de inspanning van no cure no paybureaus in Mulder-zaken overeenkomt met de inspanning van dergelijke bureaus op het gebied van de WOZ en BPM. Het gevolg van het amendement is dat het gewicht van Mulder-zaken voortaan op 'zeer licht' wordt gesteld. De rechter behoudt de vrijheid om hiervan af te wijken.

Adviseur formeel belastingrecht en proceskostenvergoedingen

Formeel belastingrecht (zoals het inzagerecht, de redelijke termijn en de proceskostenvergoeding) wordt de afgelopen jaren steeds belangrijker. De rechtsbescherming van belastingplichtigen (belanghebbenden) is een belangrijk goed en mag niet al te gemakkelijk aan de kant worden gezet. Ondanks dat dit wetsvoorstel sympathiek oogt, is het wel belangrijk om die rechtsbescherming goed in de gaten te houden. Het moet namelijk niet zo zijn dat het voor veel mensen onbetaalbaar wordt om hun recht te halen. Ook mag niet de situatie ontstaan waarin een bestuursorgaan al te eenvoudig kan besluiten een procedure lang te rekken. Het is wachten tot de eerste evaluatie van deze maatregelen, om een goed oordeel over de werking te kunnen geven. Hebt u vragen over formeel belastingrecht? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.

Civra-Hoge-resolutie-voor-afdruk-zonder-logo-in-Adobe-93-scaled-aspect-ratio-200-200

Fiscale vraag?

Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.

"*" geeft vereiste velden aan

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Kennisbank. Lees ook artikelen over: