De vergrijpboete van de Belastingdienst
- Publicatiedatum 09 dec 2024
- Aanpassingsdatum 26 feb 2025
- Leestijd 6 min
De Belastingdienst legt regelmatig boetes op. Dat kan om tal van redenen zijn. Op hoofdlijnen kan onderscheid worden gemaakt in verzuimboeten en vergrijpboeten. In dit artikel behandel ik de vergrijpboete. Een ander artikel gaat over de verzuimboete. Het verschil tussen de verzuimboete en de vergrijpboete ligt in het verwijt dat de belastingplichtige gemaakt kan worden. Een vergrijpboete vereist (voorwaardelijk) opzet of grove schuld. De vergrijpboete wordt opgelegd in de vorm van een percentage van de (alsnog) verschuldigde belasting. In dit artikel ga ik nader in op de vergrijpboete die de Belastingdienst kan opleggen.
Vijf vergrijpboeten in de AWR
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) staan vijf vergrijpboeten:
- Het opzettelijk niet of onjuist doen van een aangifte voor een aanslagbelasting (67d).
- De vergrijpboete bij navordering als het aan de opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat eerder te weinig belasting is geheven (67e).
- De belastingplichtige is opzettelijk of met grove schuld de informatieverplichting 'uit eigen beweging' niet nagekomen (10a).
- Bij een verzoek tot (herziening van) een voorlopige aanslag zijn opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekt (67cc).
- De belasting is bij een aangiftebelasting met opzet of grove schuld niet of niet-volledig op tijd betaald (67f).
Het is van belang om hierbij op te merken dat verspreid door diverse wetgeving redenen zijn opgenomen om een vergrijpboete op te leggen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij bepaalde overtredingen met betrekking tot het privégebruik van een auto van de zaak voor de loonbelasting.
Vergrijpboete Belastingdienst vereist opzet of grove schuld
De Belastingdienst mag alleen een vergrijpboete opleggen als er sprake is van opzet of grove schuld. Bij bepaalde boetes is zelfs grove schuld niet voldoende. Alleen als sprake is van opzet kan er dan een vergrijpboete worden opgelegd. Dat is een groot verschil met de verzuimboete. Bij een verzuimboete is het enkele ‘plaatsvinden’ van een overtreding al voldoende. Denk bijvoorbeeld aan het te laat indienen van de aangifte omzetbelasting. Een vergrijpboete is meer dan een verzuimboete een bestraffende sanctie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de hoogte steeds afhankelijk is van de (alsnog) verschuldigde belasting.
Vergrijpboete Belastingdienst en opzet
Bij opzet gaat het om een willens en wetens handelen door de beboete persoon. Deze persoon moet hebben geweten dat hij een verboden handeling beging en het gevolg hebben gewild. Uiteraard is het onmogelijk om in iemands hoofd te kijken. Daarom is het toetsingskader iets minder subjectief dan het lijkt. De ondergrens van wat nog opzet is, wordt gevormd door het zogenaamde voorwaardelijke opzet. Van voorwaardelijk opzet is sprake als de persoon de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de beboetbare handeling zich voordoet. De Hoge Raad noemde dit in 2022 het op de koop toe nemen van de kans. Er is geen duidelijke grens voor wat precies een aanmerkelijke kans is. Het komt steeds aan op de specifieke feiten en omstandigheden.
Vergrijpboete Belastingdienst en grove schuld
Grove schuld is een ander criterium dan (voorwaardelijk) opzet. Bij grove schuld gaat het om een mate van verwijtbaarheid die grenst aan voorwaardelijk opzet. Het belangrijkste verschil is gelegen in het ‘willen’ van het gevolg van de handeling. Bij (voorwaardelijk) opzet gaat het er steeds om of de beboete persoon het feit heeft gewild. Dat is bij grove schuld niet het geval. Van grove schuld is bijvoorbeeld sprake bij zeer lichtvaardig handelen of zeer slordig handelen. Het is belangrijk om het verschil tussen (voorwaardelijk) opzet en grove schuld helder te hebben, want de boete is bij grove schuld meestal lager dan bij (voorwaardelijk) opzet.
De bewijslast bij het opleggen van een vergrijpboete door de Belastingdienst
Bij het opleggen van een vergrijpboete door de Belastingdienst geldt een gestapelde bewijslast. Immers: zowel de grondslag van de boete (de verschuldigde belasting) moet worden bewezen als de opzet/grove schuld. Met betrekking tot de grondslag van de boete geldt dat de normale regels van stelplicht en bewijslast gelden, tenzij de wet anders bepaalt. Met betrekking tot het maken van het verwijt (opzet/grove schuld) gelden strengere regels. Hier gelden namelijk de waarborgen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat betekent dat de Belastingdienst moet doen blijken (overtuigend aantonen) dat sprake is van opzet of grove schuld. De Hoge Raad heeft dit in 2022 bevestigd. De Belastingdienst moet overtuigend aantonen dat de opzet of grove schuld van de beboete persoon gericht is op het bestanddeel dat in de boetebepaling staat. Het enkel aannemelijk maken van de opzet of grove schuld is dus onvoldoende. Een voorbeeld ter verduidelijking.
Voorbeeld bewijslast vergrijpboete
Peter zet in de aangifte inkomstenbelasting willens en wetens zorgkosten neer die leiden tot een forse aftrekpost. Later blijkt dat deze kosten helemaal niet aftrekbaar zijn. Dat wist Peter echter niet en had hij ook niet direct hoeven te weten. Ondanks dat Peter met opzet (willens en wetens) de aangifte onjuist heeft ingevuld, kan er geen vergrijpboete worden opgelegd. De opzet van Peter was namelijk niet gericht op het indienen van een onjuiste aangifte of het laten vaststellen van een aanslag tot een te laag bedrag.
Vergrijpboete en zwijgrecht
Ik stipte al kort aan dat de vergrijpboete onder de reikwijdte van het EVRM valt. Dat betekent dat het zwijgrecht ook bij het opleggen van een vergrijpboete van toepassing kan zijn. Dit leidt in de praktijk soms tot onduidelijkheid. Vragen in het kader van een belastingcontrole moet de belastingplichtige beantwoorden, maar niet zelden leidt een belastingcontrole tot een vergrijpboete. Hierbij gelden de volgende regels. Materiaal dat bestaat, ongeacht of de belastingplichtige dit wil, moet worden verstrekt en valt niet onder het zwijgrecht. Dit is zogenaamd wilsonafhankelijk materiaal. Materiaal dat alleen bestaat omdat de belastingplichtige het wil, valt echter wel onder het zwijgrecht. Dit is het zogenaamde wilsafhankelijke materiaal. Belastingplichtigen hoeven hierdoor bijvoorbeeld geen antwoorden te geven die zien op de mate waarin hun iets kan worden verweten. Inspecteurs doen er goed aan om betrokkenen zo spoedig als mogelijk te wijzen op het feit dat zij met betrekking tot bepaalde vragen een zwijgrecht hebben.
Individuele straftoemeting bij opleggen vergrijpboete door Belastingdienst
Een boete opleggen is maatwerk. De Belastingdienst is daarbij gebonden aan regels en beleid. Een rechter toetst op zijn beurt een boete in volle omvang en beoordeelt of deze passend en geboden is. Het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) is in de praktijk van groot belang. Hierin staan regels over de omvang van de boete en het aanpassen van de boete naar de feiten en omstandigheden. Het besluit bevat zowel strafverzwarende als strafverminderende omstandigheden.
Verweer tegen vergrijpboete Belastingdienst
De Belastingdienst legt in de praktijk regelmatig een vergrijpboete op. Niet zelden is de motivering niet waterdicht of bestaat er een verschil over de interpretatie van feiten en omstandigheden. Dat neemt echter niet weg dat een vergrijpboete behoorlijk in de papieren kan lopen en allerlei vervelende gevolgen kan hebben. Het is daarom belangrijk om goed in te schatten of u er baat bij heeft in bezwaar en beroep te gaan tegen een vergrijpboete. Wij helpen u daar graag bij. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.
Fiscale vraag?
Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.
"*" geeft vereiste velden aan