
De vergrijpboete van de Belastingdienst
- Publicatiedatum 09 dec 2024
- Aanpassingsdatum 14 dec 2024
- Leestijd 6 min
De Belastingdienst legt regelmatig boeten op. Dat kan om tal van redenen zijn. Op hoofdlijnen kan onderscheid worden gemaakt in verzuimboeten en vergrijpboeten. In dit artikel behandel ik de vergrijpboete. Een ander artikel gaat over de verzuimboete. Het verschil tussen de verzuimboete en de vergrijpboete ligt in het verwijt dat de belastingplichtige gemaakt kan worden. Een vergrijpboete vereist (voorwaardelijk) opzet of grove schuld. De vergrijpboete wordt opgelegd in de vorm van een percentage van de (alsnog) verschuldigde belasting. In dit artikel ga ik nader in op de vergrijpboete die de Belastingdienst kan opleggen.
Vijf vergrijpboeten in de AWR
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) staan vijf vergrijpboeten en wel met betrekking tot de volgende onderwerpen:
- Het opzettelijk onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens en inlichtingen;
- Het opzettelijk niet of onjuist doen van een aangifte voor een zogenaamde aanslagbelasting (zoals de inkomstenbelasting);
- Handelingen die hebben geleid tot een te laag vastgestelde belastingaanslag of een situatie waarin anderszins te weinig belasting is geheven (zoals de vennootschapsbelasting);
- Handelingen die hebben geleid tot een te lage afdracht bij een aangiftebelasting (zoals de loonheffingen);
- Het niet nakomen van de informatieverplichtingen van artikel 10a AWR (zoals de suppletieverplichting).
De nadere regels met betrekking tot boeteoplegging zijn opgenomen in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
Vergrijpboete Belastingdienst vereist opzet of grove schuld
De Belastingdienst mag alleen een vergrijpboete opleggen als er sprake is van opzet of grove schuld. Dat is een groot verschil met de verzuimboete. Bij een verzuimboete is het enkele ‘plaatsvinden’ van een handeling al voldoende. Denk bijvoorbeeld aan het te laat indienen van de aangifte omzetbelasting. Een vergrijpboete is meer dan een verzuimboete een bestraffende sanctie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de hoogte steeds afhankelijk is van de (alsnog) verschuldigde belasting.
Vergrijpboete Belastingdienst en opzet
Bij opzet gaat het om een willens en wetens handelen door de belastingplichtige. De belastingplichtige moet hebben geweten dat hij een verboden handeling beging en het gevolg hebben gewild. Uiteraard is het onmogelijk om in iemands hoofd te kijken. Daarom is het toetsingskader iets minder subjectief dan het lijkt. De ondergrens van wat nog opzet is, wordt gevormd door het zogenaamde voorwaardelijke opzet. Van voorwaardelijk opzet is sprake als de belastingplichtige de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de beboetbare handeling zich voordoet. De Hoge Raad noemde dit in 2022 het op de koop toe nemen van de kans. Er is geen duidelijke grens voor wat precies een aanmerkelijke kans is. Het komt steeds aan op de specifieke feiten en omstandigheden.
Vergrijpboete Belastingdienst en grove schuld
Grove schuld is een ander criterium dan (voorwaardelijk) opzet. Bij grove schuld gaat het om een mate van verwijtbaarheid die grenst aan voorwaardelijk opzet. Het belangrijkste verschil is gelegen in het ‘willen’ van het gevolg van de handeling. Bij (voorwaardelijk) opzet gaat het er steeds om of de belastingplichtige het feit heeft gewild. Dat is bij grove schuld niet het geval. Van grove schuld is bijvoorbeeld sprake bij zeer lichtvoetig handelen of zeer slordig handelen. Het is belangrijk om het verschil tussen (voorwaardelijk) opzet en grove schuld helder te hebben, want de boete is ingeval van grove schuld veelal lager dan bij (voorwaardelijk) opzet.
De bewijslast van de Belastingdienst bij het opleggen van een boete
Bij het opleggen van boeten door de Belastingdienst geldt een gestapelde bewijslast. Immers: zowel de grondslag van de boete (de belasting) moet worden bewezen als de opzet/grove schuld. Met betrekking tot de grondslag van de boete geldt dat de normale regels van stelplicht en bewijslast gelden, tenzij de wet anders bepaalt. Met betrekking tot het maken van het verwijt (opzet/grove schuld) gelden strengere regels. Hier gelden namelijk de waarborgen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat betekent dat de Belastingdienst moet doen blijken (overtuigend moet aantonen) dat sprake is van opzet of grove schuld. De Hoge Raad heeft dit in 2023 bevestigd. De Belastingdienst moet dus overtuigend aantonen dat de opzet of grove schuld van de belastingplichtige, gericht is op het bestanddeel dat in de boetebepaling staat. Een voorbeeld ter verduidelijking.
Voorbeeld bewijslast vergrijpboete
Peter zet in de aangifte inkomstenbelasting willens en wetens zorgkosten neer die leiden tot een forse aftrekpost. Later blijkt dat deze kosten helemaal niet aftrekbaar zijn. Dat wist Peter echter niet en had hij ook niet direct hoeven te weten. Ondanks dat Peter met opzet (willens en wetens) de aangifte onjuist heeft ingevuld, kan er geen vergrijpboete worden opgelegd. De opzet van Peter was namelijk niet gericht op het indienen van een onjuiste aangifte of het laten vaststellen van een aanslag tot een te laag bedrag.
Vergrijpboete Belastingdienst voor een rechtspersoon
De meeste rechtspersonen zijn in feite niet meer dan een stukje papier van de notaris. De bv gaat niet op vakantie en dient ook geen belastingaangifte in. Dat doen altijd mensen namens de bv. De vraag is dan ook of een bv wel te maken kan krijgen met opzet of grove schuld. Dat is het geval. De gedragingen van werknemers kunnen aan de rechtspersoon worden toegerekend. Dit staat bekend als de leer van de redelijke toerekening. Die redelijkheid is erin gelegen dat lang niet alle acties van werknemers aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Er moet steeds een toetsing plaatsvinden op basis van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval.
Vergrijpboete en zwijgrecht
Ik stipte al kort aan dat de vergrijpboete onder de reikwijdte van het EVRM valt. Dat betekent dat het zwijgrecht ook bij het opleggen van een vergrijpboete van toepassing kan zijn. Dit leidt in de praktijk soms tot onduidelijkheid. Vragen in het kader van een belastingcontrole moet de belastingplichtige beantwoorden, maar niet zelden leidt een belastingcontrole tot een vergrijpboete. Hierbij gelden de volgende regels. Materiaal dat bestaat, ongeacht of de belastingplichtige dit wil, moet worden verstrekt en valt niet onder het zwijgrecht. Dit is zogenaamd wilsonafhankelijk materiaal. Materiaal dat alleen bestaat omdat de belastingplichtige het wil, valt echter wel onder het zwijgrecht. Dit is het zogenaamde wilsafhankelijke materiaal. Belastingplichtigen hoeven hierdoor bijvoorbeeld geen antwoorden te geven die zien op de mate waarin hun iets kan worden verweten.
Individuele straftoemeting bij opleggen vergrijpboete door Belastingdienst
Een boete opleggen is maatwerk. De Belastingdienst is daarbij gebonden aan regels en beleid. Een rechter toetst op zijn beurt een boete in volle omvang en beoordeelt of deze passend en geboden is. Het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) is in de praktijk van groot belang. Hierin staan regels over de omvang van de boete en het aanpassen van de boete naar de feiten en omstandigheden. Het besluit bevat zowel strafverzwarende als strafverminderende omstandigheden.
Verweer tegen vergrijpboete Belastingdienst
De Belastingdienst legt in de praktijk regelmatig een vergrijpboete op. Niet zelden is de motivering niet waterdicht of bestaat er een verschil over de interpretatie van feiten en omstandigheden. Dat neemt echter niet weg dat een vergrijpboete behoorlijk in de papieren kan lopen en allerlei vervelende gevolgen kan hebben. Het is daarom belangrijk om goed in te schatten of u er baat bij heeft in bezwaar en beroep te gaan tegen een vergrijpboete. Wij helpen u daar graag bij. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.
Fiscale vraag?
Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.
"*" geeft vereiste velden aan