Stel een vraag
Hoge Raad over het gebruik van bewijsvermoedens bij het opleggen van een vergrijpboete
Formeel belastingrecht en procederenJurisprudentie kopieer en deel Naar kennisbank

Hoge Raad over het gebruik van bewijsvermoedens bij het opleggen van een vergrijpboete

  • Publicatiedatum 20 jul 2025
  • Aanpassingsdatum 20 jul 2025
  • Leestijd 5 min

In 2022 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de inspecteur een zware bewijslast heeft bij het opleggen van een fiscale boete. Hij moet de aanwezigheid van de bestanddelen van het beboetbare feit niet aannemelijk maken, maar overtuigend aantonen. Dit heeft in de praktijk geleid tot een discussie over bewijsvermoedens. Is het de inspecteur toegestaan om bij het opleggen van een boete gebruik te maken van vermoedens of niet? Op 18 juli 2025 heeft de Hoge Raad in een aantal zaken deze vraag beantwoord. Hij oordeelt dat het gebruik van bewijsvermoedens bij het opleggen van een vergrijpboete is toegestaan. In dit artikel behandel ik de lijn die de Hoge Raad uitzet en bespreek ik kort twee van de zaken waar de Hoge Raad in besliste.

Bewijsvermoedens in het belastingrecht

De Advocaat-Generaal heeft in de conclusie bij deze zaak een toelichting gegeven op wat een bewijsvermoeden is. Dat doet hij door verschillende auteurs en publicaties aan te halen. Bewijsvermoedens zijn feiten die het vermoeden rechtvaardigen dat een bepaald feit zich heeft voorgedaan. Dergelijke vermoedens spelen vaak een belangrijke rol als er bewijs wordt gevraagd van feiten die nauwelijks objectief waarneembaar zijn. Bewijsvermoedens zijn daarbij een verschijningsvorm van het onderscheid tussen waarnemingen (empirisch bewijs) en gevolgtrekkingen (logisch bewijs). Bewijsvermoedens worden gehanteerd om via een redenering de stap te zetten van vaststaande feiten (indirect bewijs) naar feiten die moeten vaststaan om tot het rechtsgevolg te komen (rechtsfeiten).

Hoge Raad (2025): Vergrijpboete en bewijsvermoedens

De Hoge Raad brengt in herhaling dat de inspecteur de bestanddelen van het beboetbare feit overtuigend moet aantonen. De vereiste feiten en omstandigheden moeten buiten redelijke twijfel vaststaan. Deze zware bewijslast sluit niet uit dat voor de bewezenverklaring van feiten en omstandigheden gebruik wordt gemaakt van niet-ontzenuwde bewijsvermoedens die zijn gebaseerd op vaststaande feiten en omstandigheden. Deze vaststaande feiten en omstandigheden moeten ook buiten redelijke twijfel vaststaan. Verder is vereist dat het vermoeden uit deze feiten en omstandigheden voortvloeit en het niet anders kan zijn dan dat het vermoeden juist is. Dit behoudens contra-indicaties die het vermoeden ontzenuwen. Bewijsvermoedens van opzet of grove schuld kunnen onder meer zijn gebaseerd op gedragingen van de belastingplichtige die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op het beboetbare feit dat het niet anders kan dan dat de belastingplichtige het heeft gewild.

Advocaat-Generaal over het ontzenuwen van bewijsvermoedens en het zwijgrecht

Bij het gebruik van bewijsvermoedens bij boeteoplegging kan een complexiteit optreden. Niet-ontzenuwde bewijsvermoedens kunnen leiden tot het oordeel dat een bepaald feit zich heeft voorgedaan. De belastingplichtige mag deze vermoedens ontzenuwen. Hij is echter niet verplicht een verklaring af te leggen op grond van zijn zwijgrecht. Het niet-ontzenuwen van het vermoeden kan echter negatieve consequenties hebben. Volgens de Advocaat-Generaal mag dat, mits het bewijsvermoeden sterk genoeg is. Dat de belastingplichtige niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling neemt niet weg dat het zwijgen tot nadelige conclusies kan leiden. De rechter mag het niet-verklaren niet als bewijs gebruiken, maar de afwezigheid van een verklaring kan wel worden betrokken in het bewijsoordeel. Als een bewijsvermoeden zo sterk is dat in redelijkheid een verklaring van de belastingplichtige mag worden verlangd die het ontzenuwt, dan kan (en mag) zwijgen negatieve consequenties hebben. De Hoge Raad betrekt dit helaas niet in de arresten.

Voorbeeld: bewijsvermoedens bij 67d-vergrijpboete (ECLI:NL:HR:2025:1063)

Een van de zaken waar de Hoge Raad zich over boog betreft een vergrijpboete wegens het onjuist doen van een aangifte voor een aanslagbelasting (67d-boete). Het gaat om een belastingplichtige die vennoot is in een vof. Alle inkomsten en uitgaven gaan via de kas. De Belastingdienst acht de administratie zeer gebrekkig en legt een vergrijpboete op. Het hof heeft bewijsvermoedens aanvaard en legt daaraan onder andere ten grondslag:

  • De inkoop- en kasadministratie is zeer gebrekkig. Een goede controle is niet mogelijk.
  • De belastingplichtige vulde de kas zelf aan en de vennoten onttrokken aan de kas. Hierdoor zijn de kastekorten en bijstortingen onnavolgbaar.
  • De bevindingen van de inspecteur ter plaatse zijn zodanig dat moet worden geconstateerd dat de administratie niet alleen gebrekkig is, maar inhoudelijk onjuist. Niet alle omzet is in de dagstaten verwerkt.

Nu deze feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel vaststaan, rechtvaardigen zij een vermoeden van opzet.

Voorbeeld: bewijsvermoedens bij 67f- en 10a-vergrijpboete (ECLI:NL:HR:2025:1169)

Een andere zaak voor de Hoge Raad betreft een btw-ondernemer die vastgoed verhuurt. Hij heeft belaste en onbelaste prestaties. Hij brengt te veel btw in aftrek. De Belastingdienst ontdekt dit en heft deze btw na. Ook legt hij twee vergrijpboeten op. Een 67f-boete voor het niet betalen van de belasting en een 10a-boete wegens het niet uit eigen beweging verbeteren van de onjuistheden. Het gerechtshof heeft de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld om tot grove schuld te komen:

  • De belastingplichtige is een ervaren vastgoedexploitant.
  • De administratie is niet zo ingericht dat wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden.

Het hof meent dat van een ervaren exploitant mag worden verwacht dat de administratie correct is ingericht. Het moet hem duidelijk zijn geweest dat de geclaimde aftrek niet mogelijk was. De Hoge Raad acht de wijze waarop het hof tot dit oordeel is gekomen aanvaardbaar.

Bewijsvermoedens en het opleggen van vergrijpboeten door de Belastingdienst

Sinds de Hoge Raad in 2022 de verzwaarde bewijslast bij boeteoplegging bevestigde, is er veel gediscussieerd over het gebruik van bewijsvermoedens. Dit arrest van de Hoge Raad biedt de nodige duidelijkheid over de kaders waarbinnen bewijsvermoedens toepasbaar zijn. Het zal echter per zaak verschillen of de gehanteerde bewijsvermoedens aanvaardbaar zijn. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.

Civra-Hoge-resolutie-voor-afdruk-zonder-logo-in-Adobe-93-scaled-aspect-ratio-200-200

Fiscale vraag?

Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.

"*" geeft vereiste velden aan

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Kennisbank. Lees ook artikelen over: