
Verzetrechter had moeten beoordelen of beroepschrift onredelijk laat is ingediend
- Publicatiedatum 03 mei 2025
- Aanpassingsdatum 03 mei 2025
- Leestijd 6 min
De rechter kan besluiten een zaak vereenvoudigd af te doen. Dat kan alleen als hij meent dat een voortzetting van het beroep niet nodig is. Er volgt dan een uitspraak van de rechter zonder dat een zitting heeft plaatsgevonden. Dit is mogelijk als er in redelijkheid geen twijfel kan bestaan over of de rechter onbevoegd is, het beroep niet-ontvankelijk is, het beroep ongegrond is of het beroep gegrond is. Tegen de uitspraak in een zaak die vereenvoudigd is behandeld, kunnen partijen in verzet gaan. De Hoge Raad heeft op 2 mei 2025 een arrest gewezen in een zaak die gaat over de wijze waarop de verzetrechter heeft beoordeeld of een beroepschrift onredelijk laat is ingediend. In dit artikel behandel ik dat arrest en de bijzondere zaak die aan het arrest ten grondslag ligt.
Naheffingsaanslagen leiden tot rommelige procedures
Deze zaak gaat over twee opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting. De belanghebbende gaat in bezwaar. Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard. Tijdens de beroepsprocedure erkent de heffingsambtenaar dat de bezwaren ontvankelijk zijn. De rechtbank doet de zaak vervolgens vereenvoudigd af en vernietigt de uitspraken op bezwaar. Het verzet van de belanghebbende tegen deze uitspraak van de rechtbank wordt ongegrond verklaard. Het is aan de heffingsambtenaar om alsnog een besluit te nemen over de bezwaren. De heffingsambtenaar zit vervolgens meer dan drie jaar stil. Op dat moment gaat de belanghebbende in beroep wegens het uitblijven van een uitspraak op zijn ontvankelijke bezwaren. De rechtbank stelt de belanghebbende in het gelijk en doet ook deze zaak vereenvoudigd af. De heffingsambtenaar tekent tegen deze uitspraak van de rechtbank verzet aan.
Rechtbank (2023): verzet van de heffingsambtenaar is ongegrond
De rechter heeft de mogelijkheid om zonder een zitting uitspraak te doen (vereenvoudigde afdoening). Dat kan alleen als er geen twijfel kan bestaan over het eindoordeel. Volgens de rechtbank was dat het geval, omdat de beslistermijn door de heffingsambtenaar was overschreden. De heffingsambtenaar ziet dit anders. Hij stelt onder andere dat het beroep door de belanghebbende onredelijk laat is ingediend. De rechtbank merkt op dat de heffingsambtenaar in beide beroepszaken geen verweerschrift heeft ingediend en geen standpunt kenbaar heeft gemaakt. Ook heeft hij niet – zoals verplicht – de zaakstukken ingezonden. De rechter heeft hieraan de gevolgen verbonden die hem geraden voorkomen en dat is onder andere het veronderstellen van de juistheid van de informatie van de belanghebbende. Deze werkwijze acht de rechter niet onredelijk, zodat hij niet toekomt aan de vraag of de beroepen onredelijk laat zijn ingediend. Het verzet is ongegrond. Het College van B&W Amsterdam stelt sprongcassatie in.
Advocaat-Generaal spreekt van een weinig sympathieke zaak
De Advocaat-Generaal heeft in 2024 conclusie genomen in deze zaak. Hij geeft aan dat ‘menigeen het een weinig sympathieke zaak’ van het College zal vinden. Er wordt namelijk geprocedeerd over de mogelijkheid van een burger om te kunnen procederen. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar in deze zaak al:
- Een bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
- Vervolgens niet-tijdig opnieuw een besluit op bezwaar genomen.
- In de beroepszaak over het niet-tijdig beslissen geen verweerschrift ingediend en de zaakstukken niet ingezonden.
- Tijdens die beroepszaak nog altijd niet opnieuw het besluit op bezwaar heeft genomen.
- Na het gegrond verklaren van het beroep door de rechter, wederom heeft gekozen voor procederen (verzet) en niet voor het nemen van een besluit.
- Bij het verzet het standpunt inneemt dat de belanghebbende onredelijk laat is met handelen.
Dat de A-G dit zo duidelijk opneemt in zijn conclusie, zegt veel over de wijze van procederen van het College.
Hoge Raad (2025): verzetrechter moest beoordelen of beroepschrift onredelijk laat is ingediend
Het College geeft aan dat de rechtbank ten onrechte miskent dat in verzet argumenten naar voren kunnen worden gebracht die bij een ‘normale’ behandeling ook naar voren kunnen worden gebracht. De Hoge Raad is het daarmee eens. De verzetrechter behoort met inachtneming van die argumenten de zaak te beoordelen. Het College heeft aangevoerd dat het beroep onredelijk laat is ingediend. Over dit argument had de rechter een oordeel moeten geven en dat is niet gebeurd. Ook laten de gedingstukken geen andere conclusie toe dan dat met het aannemen van de juistheid van de informatie van de belanghebbende, niet vaststaat dat de beroepschriften niet onredelijk laat zijn ingediend. De rechtbank mocht daarom niet in het midden laten of sprake is van een onredelijk late indiening. Kortom: de verzetrechter had moeten beoordelen of het beroepschrift onredelijk laat is ingediend door de belanghebbende.
Hoge Raad (2025): verzet gegrond, rechtbank moet behandeling voortzetten
De Hoge Raad doet het verzet zelf af. Hij moet beoordelen of het beroep wegens niet-tijdig beslissen onredelijk laat is ingediend. Als uitgangspunt geldt dat een periode van meer dan een jaar tussen het ingebreke raken van het bestuursorgaan en het instellen van het beroep, onredelijk is. In dit geval is sprake van een periode van ruim drie en een half jaar. Er is geen aanwijzing voor de oorzaak van het lange tijdsverloop. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard. De Hoge Raad draagt de rechtbank op om het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond. Het zou mijns inziens het College sieren als in plaats van doorprocederen nu wordt gekozen voor het nemen van een besluit op het bezwaar en het afwikkelen van het dossier.
Het onderbelichte onderwerp van de ambtshalve toetsing
De A-G ging in zijn conclusie nog in op de vraag of de rechter de tijdigheid van het beroep ambtshalve had moeten beoordelen. Uit een arrest van de Hoge Raad uit 2021 volgt dat dat het geval is als het beroep de ‘eigen instantie’ inleidt, maar dat dat niet het geval is als het beroep de ‘voorgaande instantie’ inleidt. De A-G kwam tot de conclusie dat ook het beroep wegens niet-tijdig beslissen binnen deze kaders valt. Verder concludeerde hij dat het in verzet gaan behoort tot ‘dezelfde instantie’. Het gevolg van deze twee oordelen is dat de rechter ambtshalve had moeten onderzoeken of het beroep van de belanghebbende niet onredelijk laat was. De Hoge Raad is hier helaas niet op ingegaan in het gewezen arrest en blijft strikt bij de vraag of de verzetrechter het argument had moeten beoordelen dat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend door de belanghebbende.
Verloop fiscale procedures en niet-tijdig beslissen
Als een bestuursorgaan (zoals de Belastingdienst) niet tijdig een besluit neemt, dan kan een belanghebbende actie ondernemen. Hij kan het bestuursorgaan in gebreke stellen en aanspraak maken op een dwangsom. Ook kan hij in beroep gaan wegens het niet-tijdig beslissen. Dat beroep mag, zoals hiervoor beschreven, niet onredelijk laat worden ingediend. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.
Bronnen:
- Hoge Raad 2 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:711 (Verzetrechter had moeten beoordelen of beroepschrift onredelijk laat is ingediend door belanghebbende).
- Parket bij de Hoge Raad 22 november 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1256 (Conclusie A-G met uiteenzetting ambtshalve toetsing).
- Rechtbank Amsterdam 17 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3297 (Rechtbank verklaart verzet heffingsambtenaar ongegrond).
Meer over dit thema:
Fiscale vraag?
Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.
"*" geeft vereiste velden aan