
Terechte boete voor de adviseur die kwalificeert als medeplichtige aan indienen onjuiste btw-aangiften
- Publicatiedatum 10 aug 2025
- Aanpassingsdatum 10 aug 2025
- Leestijd 6 min
De inspecteur heeft de mogelijkheid om aan de adviseur van een belastingplichtige een boete op te leggen. Dat kan wegens medeplegen, medeplichtigheid, uitlokken of doen plegen. In een recente zaak kwam de boete wegens medeplichtigheid uitgebreid aan de orde. Het betrof de zaak van een adviseur die werkzaamheden verricht als fiscaal vertegenwoordiger. Hij is betrokken bij het onjuist indienen van btw-aangiften namens zijn klanten. De inspecteur legt een boete op aan de ‘onderneming (bv)’ en aan de natuurlijk persoon die leidinggeeft aan de werkzaamheden en middellijk bestuurder is van de bv. In dit artikel behandel ik deze zaak die door de rechtbank op 2 mei 2025 is beslecht. Centraal staat het opleggen van de boete aan de medeplichtige adviseur.
Onjuiste aangiften en afdrachten btw leiden tot boetes wegens medeplichtigheid
Een aantal Chinese ondernemingen heeft in Nederland een fiscaal vertegenwoordiger (adviseur) die zijn activiteiten uitoefent via een bv. De adviseur regelt de btw-vrije invoer van goederen in Nederland en het vervoer van goederen naar andere lidstaten. Verder regelt hij de opgaaf ICP. Daarin geeft hij meestal intracommunautaire leveringen (ICL) naar Engeland aan. De goederen gaan echter meestal niet naar Engeland, maar naar een ander EU-land. De Belastingdienst ontvangt informatie waaruit volgt dat de ondernemingen in de bestemmingslanden geen intracommunautaire verwervingen (ICV) aangeven. Dit leidt tot naheffingsaanslagen met vergrijpboeten voor de Chinese ondernemingen. Ook legt de inspecteur boetes wegens medeplichtigheid op aan de adviseur (de bv) en de natuurlijk persoon die leidinggeeft aan de werkzaamheden. Hij krijgt hiervoor de benodigde toestemming. De medeplichtigheid ziet op het opzettelijk niet op aangifte voldoen van de verschuldigde omzetbelasting en de boete bedraagt € 90.000 voor de bv en € 90.000 voor de natuurlijk persoon.
Geschilpunten over opgelegde boete aan medeplichtige adviseur
De adviseur is het met de opgelegde boetes oneens. Hij voert de volgende punten aan:
- Het verdedigingsbeginsel en diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn door de inspecteur geschonden.
- Er is onvoldoende bewijs voor opzet bij de Chinese ondernemingen. Ook is de medeplichtigheid niet bewezen.
- De toepassing van het nultarief is ten onrechte geweigerd.
- De inspecteur spreekt over ‘feitelijk leidinggeven’, maar de boete ziet op medeplichtigheid.
- Er is sprake van dubbele boeteoplegging. Er is namelijk een boete opgelegd aan de bv en aan de natuurlijk persoon voor hetzelfde vergrijp.
- Het toestemmingsvereiste is op de verkeerde manier toegepast.
- Er is sprake van strijdigheid met artikel 6 EVRM (eerlijk proces).
De rechtbank buigt in zijn oordeel over deze punten van de adviseur.
Rechtbank (2025): Verdedigingsbeginsel en algemene rechtsbeginselen niet geschonden
De rechtbank buigt zich eerst over de vermeende schendingen van het verdedigingsbeginsel en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens de rechtbank is van schendingen geen sprake. De inspecteur heeft zijn stellingen duidelijk onderbouwd in de controlerapportage. Dat de adviseur het met de stellingen oneens is, betekent niet dat het verdedigingsbeginsel of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden.
Rechtbank (2025): Geen schending van het toestemmingsvereiste door de inspecteur
Vervolgens buigt de rechtbank zich over het toestemmingsvereiste. Bij het opleggen van een boete aan een medeplichtige, is de inspecteur gehouden vooraf toestemming te vragen. Dit toestemmingsvereiste heeft een waarborgfunctie. Het is van belang dat degene die de toestemming geeft over voldoende en juiste informatie beschikt. Volgens de rechtbank is dat het geval. Er is een uitgebreide toelichting verstrekt die voldoende informatie bevat om te kunnen beoordelen of de boete zou mogen worden opgelegd. Dat in de onderwerpregel van het begeleidende e-mailbericht ‘medeplegen’ staat in plaats van ‘medeplichtigheid’ doet daaraan niet af. De toestemming is verleend door de plaatsvervangend directeur MKB en de hoofddirecteur FJZ. Aan de vereisten is voldaan, zodat ook dit betoog faalt.
Rechtbank (2025): Terechte weigering nultarief en voorwaardelijk opzet is bewezen
De opgelegde naheffingsaanslagen staan onherroepelijk vast. Omdat de boete onlosmakelijk is verbonden met de naheffingsaanslagen, toetst de rechtbank de juistheid ervan marginaal. Toepassing van het nultarief vereist een onderbouwde administratie en het bezit van het btw-nummer van de afnemer. Het overbrengen van eigen goederen naar een andere lidstaat is gelijkgesteld met een goederenlevering. Vaststaat dat de goederen naar andere lidstaten zijn gebracht. Daarmee is aan de materiële voorwaarden voldaan. De vraag is of de formele gebreken, zoals het niet-aangeven van een ICV in het bestemmingsland, aan toepassing van het nultarief in de weg staan. Dat is volgens de rechtbank in deze zaak wel het geval. De Chinese ondernemingen moeten hebben geweten dat zij de ICV moesten aangeven. Dat hebben zij niet gedaan, dus is er sprake van fraude. De weigering van het nultarief is dan terecht. De Chinese ondernemers hebben bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij te weinig belasting op aangifte zouden voldoen. Voorwaardelijk opzet is bewezen.
Rechtbank (2025): Voorwaardelijk opzet bij de adviseur
De adviseur heeft de onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend. Het was de adviseur bekend dat het overgrote deel van de goederen niet naar Engeland ging. Hij mocht er volgens de rechtbank niet op vertrouwen dat de Chinese ondernemingen in de andere lidstaten waren geregistreerd voor de btw en daar de ICV aangaven. Daarbij speelt mee dat de Belastingdienst de vertegenwoordiger in het verleden al eens heeft gewaarschuwd hiervoor. Het had op de weg van de adviseur gelegen om op zijn minst navraag bij de Chinese ondernemingen te doen. De adviseur heeft echter zonder meer alle zendingen op het Britse btw-nummer gelist. Daarmee had hij wetenschap van de aanmerkelijke kans dat hij namens de Chinese ondernemers onjuiste aangiften zou indienen, althans dat hij het indienen daarvan opzettelijk zou faciliteren. Hij heeft die kans ook aanvaard. De adviseur kwalificeert volgens de rechtbank daarmee als medeplichtige en dat maakt het opleggen van een boete mogelijk.
Rechtbank (2025): Geen dubbele beboeting bij boete voor bv en natuurlijk persoon
In deze zaak is aan de bv een boete opgelegd en aan de natuurlijk persoon die de leiding geeft aan de medeplichtigheid. Volgens de adviseur is daarmee sprake van dubbele beboeting. De rechtbank geeft aan dat het mogelijk is dat meerdere (rechts)personen medeplichtig zijn aan één handeling. De samenloop van de boetes kan echter wel aanleiding zijn tot matiging van de boetes. In dit dossier had de inspecteur de mogelijkheid om boetes op te leggen van € 831.965 (per (rechts)persoon). Dat heeft de inspecteur niet gedaan. Hij heeft een boete opgelegd van € 90.000 per (rechts)persoon. Hoewel daarbij niet expliciet is gewezen op de samenloop, ziet de rechtbank geen aanleiding tot een verdere matiging van de boete. Wel vindt een matiging plaats wegens overschrijding van de redelijke termijn. Hierdoor komt de boete uit op € 72.000.
De rol van de adviseur en het risico op een boete
De werkzaamheden van de adviseur (of zoals hier de fiscaal vertegenwoordiger) komen steeds meer centraal te staan. In deze zaak ging het om medeplichtigheid, maar ook andere deelnemerschapsvormen komen voor. Gedacht kan worden aan het medeplegen of doen plegen. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.
Bronnen:
Meer over dit thema:
Fiscale vraag?
Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.
"*" geeft vereiste velden aan