
Hoge Raad over geringe verwijtbaarheid bij verschoonbare termijnoverschrijding
- Publicatiedatum 04 mei 2025
- Aanpassingsdatum 04 mei 2025
- Leestijd 5 min
Als hoofdregel geldt dat een te laat ingediend bezwaar- of beroepsschrift leidt tot niet-ontvankelijkheid. Een uitzondering geldt als sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. In het verleden was hiervan zelden sprake, maar in april 2024 heeft de Hoge Raad, in navolging van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, meer ruimte voor maatwerk geboden. Centraal staat steeds de vraag of de belanghebbende (in het belastingrecht meestal de belastingplichtige) redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet op tijd bezwaar of beroep heeft ingesteld. In een uitspraak van de Hoge Raad van 19 april 2024 gaat het concreet om de situatie waarin sprake is van een geringe verwijtbaarheid met betrekking tot het niet-tijdig indienen van een beroepschrift. Dit artikel behandelt de uitspraak van de Hoge Raad over de verschoonbare termijnoverschrijding en geringe verwijtbaarheid.
Samenloop van omstandigheden leidt tot te late indiening beroepschrift
De zaak die bij de Hoge Raad voorlag draait om het volgende. Een belastingplichtige ontvangt een naheffingsaanslag. Hij gaat tijdig in bezwaar en het bezwaar wordt ongegrond verklaard. De Belastingdienst geeft aan op de dag van de uitspraak de uitspraak per post te hebben verzonden aan de belastingplichtige. De rechtbank ontvangt het beroepschrift echter zes weken te laat. Daarmee is sprake van een termijnoverschrijding. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en geeft aan dat de belastingplichtige zelf verantwoordelijk is voor het (tijdig) wijzigen van zijn adres. De belastingplichtige komt tegen deze niet-ontvankelijkverklaring in verzet. Volgens de belastingplichtige is hij rondom de uitspraak op bezwaar verhuisd en is de uitspraak naar het oude adres verzonden. Daarom wist hij er niet vanaf. Hij heeft geprobeerd informatie in te winnen bij de Belastingdienst, maar hij ontving deze informatie niet tijdig. Volgens de belastingplichtige is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
De verschoonbare termijnoverschrijding en ontvankelijkheid
Een beroepschrift dient binnen de geldende termijn te worden ingediend. Een te laat ingediend beroepschrift is niet-ontvankelijk. Hierbij geldt een uitzondering als sprake is van een ‘verschoonbare termijnoverschrijding’. Daarvan is sprake als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest. Om onder de uitzondering te vallen zijn, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 5 april 2024, twee elementen relevant:
- Het beroepschrift is ingediend na het verstrijken van de termijn als gevolg van een omstandigheid die niet aan de belastingplichtige is toe te rekenen; en
- De belastingplichtige heeft, toen de omstandigheid zich niet langer voordeed, het beroepschrift zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd, ingediend.
In deze zaak gaat het om de vraag hoe moet worden omgegaan met een overschrijding van de termijn als sprake is van een geringe verwijtbaarheid.
Hoge Raad (2024): Geringe verwijtbaarheid niet altijd toerekenbaar aan belastingplichtige
De Hoge Raad ziet zich voor de vraag gesteld hoe moet worden omgegaan met situaties waarin sprake is van een geringe verwijtbaarheid. Hij wijst eerst op de hoofdregels en het recente arrest. Daarna gaat de Hoge Raad in op de term ‘redelijkerwijs’ in de wet. Deze term geeft volgens de Hoge Raad enige ruimte om in gevallen van een geringe verwijtbaarheid met betrekking tot de niet-tijdige indiening, de termijnoverschrijding niet aan de belastingplichtige toe te rekenen. Of sprake is van geringe verwijtbaarheid, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij spelen factoren zoals de mate van deskundigheid, van het bestuursorgaan verkregen inlichtingen, de hoedanigheid van de belastingplichtige en de voortvarendheid van handelen een rol. Volgens de Hoge Raad is de rechtbank er mogelijk vanuit gegaan dat een geringe verwijtbaarheid altijd aan de belastingplichtige toerekenbaar is. Daarom wordt de uitspraak op verzet vernietigd en moet de rechtbank opnieuw oordelen.
Arrest over geringe verwijtbaarheid bij termijnoverschrijding roept vragen op
De feiten en omstandigheden in deze zaak zijn niet zeldzaam of spectaculair. Toch is deze uitspraak van de Hoge Raad welkom. Nadat begin april duidelijkheid is geschept over het toepassen van de regels over de verschoonbare termijnoverschrijding, geeft dit arrest daar wat nadere invulling aan. Toch roept dit arrest ook een aantal nieuwe vragen op. Wanneer precies sprake is van ‘geringe verwijtbaarheid’ lijkt iets wat in latere rechtspraak bepaald gaat worden. Dat geldt ook voor de vraag wanneer een belastingplichtige voldoende voortvarend handelt. In het kader van eenvoud kan wellicht aansluiting worden gezocht bij de zeswekentermijn die de Hoge Raad in zijn arrest van 5 april 2024 noemde, waarbij als startpunt het moment geldt dat van de belastingplichtige redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij het beroepschrift indient. In deze zaak zou dat zes weken na het (alsnog) verkrijgen van de uitspraak op bezwaar zijn geweest.
Advisering formeel belastingrecht en fiscaal procesrecht
Het tijdig moeten indienen van stukken is een van de vele ‘spelregels’ in het formele belastingrecht/fiscale procesrecht. Belastingplichtigen en de Belastingdienst hebben nog veel meer rechten en plichten waar zij aan moeten voldoen. In de dagelijkse praktijk wordt het formele belastingrecht nog regelmatig onderschat, terwijl dit steeds belangrijker wordt. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.
Bronnen:
Meer over dit thema:
Fiscale vraag?
Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.
"*" geeft vereiste velden aan