
Hoge Raad legt weigeringsgrond ‘nieuwe jurisprudentie’ bij ambtshalve vermindering nader uit
- Publicatiedatum 04 mei 2025
- Aanpassingsdatum 04 mei 2025
- Leestijd 5 min
Een belastingplichtige kan een verzoek doen om een onherroepelijk geworden aanslag ambtshalve te laten verminderen. Voor wat betreft de inkomstenbelasting zijn hiervoor regels opgenomen in de uitvoeringsregeling. Als het gaat om andere belastingmiddelen, dan geldt een algemene regeling die is opgenomen in het Besluit Fiscaal Bestuursrecht. Tussen deze beide regelingen bestaan overeenkomsten en verschillen. Wat niet verschilt is dat de Belastingdienst geen ambtshalve vermindering hoeft te verlenen, als de onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk vast is komen te staan. Dit wordt wel aangeduid als ‘nieuwe jurisprudentie’. In een arrest van 26 april 2024 heeft de Hoge Raad wat meer duidelijkheid gegeven over hoe moet worden omgegaan met ‘nieuwe jurisprudentie’ in het kader van ambtshalve verminderingen in de inkomstenbelasting. Dit artikel behandelt deze uitspraak.
Ambtshalve vermindering en nieuwe jurisprudentie
Als hoofdregel geldt dat de Belastingdienst aan een verzoek om ambtshalve vermindering gehoor geeft, tenzij zich een genoemde uitzondering voordoet. Een van deze uitzonderingen is de situatie waarin de onjuistheid van de belastingaanslag, voortvloeit uit ‘nieuwe jurisprudentie’. Dat is rechtspraak van na de datum waarop de belastingaanslag onherroepelijk is komen vast te staan. Verder moet uiteraard vaststaan dat de aanslag te hoog is vastgesteld en het verzoek moet tijdig ingediend worden. De termijn voor het verzoek is gesteld op vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Onder omstandigheden kan ook een later ingediend verzoek in behandeling worden genomen. Of jurisprudentie nieuw is of niet, is nogal eens onderwerp van discussie. Dit deed zich bijvoorbeeld voor bij het Kerstarrest omtrent box 3. Daar is (en wordt) gediscussieerd over de vraag of nu sprake is van nieuwe jurisprudentie of van verduidelijkende jurisprudentie.
Zaak bij Hoge Raad over het begrip ‘nieuwe jurisprudentie’
Bij de Hoge Raad lag de volgende zaak voor. Een belastingplichtige ontvangt sinds 2008 pensioenuitkeringen. In de periode 2014 – 2017 verwerkt hij deze op een bepaalde wijze in zijn aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst legt de aanslagen conform de aangifte op. In 2019 doet de Hoge Raad een uitspraak. Op grond van deze uitspraak verzoekt de belastingplichtige om ambtshalve vermindering. De Belastingdienst weigert. Er zou sprake zijn van nieuwe jurisprudentie. De belastingplichtige is het daarmee oneens. Hij is van mening dat de onjuistheid van de aanslag voortvloeit uit een overgangsregeling waarover de Hoge Raad zich heeft uitgesproken. Die overgangsregeling was al van toepassing toen de aanslagen onherroepelijk vast kwamen te staan.
Hoge Raad (2024): Ambtshalve vermindering en nieuwe jurisprudentie
De Hoge Raad schetst eerst de geschiedenis van het middel van ambtshalve vermindering. Daaruit leidt hij af dat als hoofdregel geldt dat een voor de belastingplichtige gunstige uitspraak van de Hoge Raad niet leidt tot ambtshalve vermindering als die uitspraak komt op het moment dat de aanslag al onherroepelijk vaststaat. Dat is alleen anders als de staatssecretaris daar een regeling voor treft. Bij het toepassen van de regels over nieuwe jurisprudentie geldt het volgende. Een redelijke uitleg van de regels over nieuwe jurisprudentie brengt mee dat de Belastingdienst niet mag weigeren over te gaan tot ambtshalve vermindering, als de Belastingdienst bij het opleggen van de aanslag is uitgegaan van een rechtsopvatting waarvan hij redelijkerwijs niet kon menen dat dat de juiste was. Dit moet worden beoordeeld naar de stand van het recht op het moment waarop de aanslag onherroepelijk wordt. In deze zaak was aan dat vereiste niet voldaan.
Hoge Raad gaat niet mee met conclusie van zijn A-G in deze zaak
Met deze uitspraak gaat de Hoge Raad niet geheel mee met zijn Advocaat-Generaal. Die concludeerde eerder dat verschillende definities verdedigbaar zijn. Hij kwam tot de conclusie dat de onjuistheid van een aanslag voortvloeit uit nieuwe jurisprudentie, als aan twee voorwaarden is voldaan:
- De rechterlijke uitspraak is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk is geworden; en
- De inspecteur hoefde voorafgaand aan de uitspraak er geen rekening te houden dat zijn rechtsopvatting onjuist was.
Als voorbeelden van bewijsmiddelen bij deze tweede voorwaarde wijst de A-G op het omgaan van de Hoge Raad, het nuanceren van bestaande rechtsregels door de Hoge Raad en het door de Belastingdienst moeten wijzigen van bestaande beleidsregels of kennisgroepstandpunten. De A-G was van mening dat in deze zaak niet is bewezen dat sprake is van nieuwe jurisprudentie. De Hoge Raad oordeelt dus anders, maar lijkt het toetsingskader van zijn A-G wel over te nemen.
Meer ruimte voor ambtshalve vermindering bij ‘nieuwe jurisprudentie’?
Dit arrest van de Hoge Raad lijkt een verruiming te bieden van de mogelijkheid tot ambtshalve vermindering na een gunstige uitspraak van de Hoge Raad. De Belastingdienst zal immers ook een ambtshalve vermindering moeten bieden als het door hem eerder ingenomen standpunt redelijkerwijs niet juist kon zijn. De onjuistheid van de aanslag vloeit dan volgens de Hoge Raad niet voort uit die latere jurisprudentie. Deze toetsing zal steeds afhankelijk zijn van de relevante feiten en omstandigheden en de vraag is in welke mate de Belastingdienst bereid is hierin zelfkritisch te zijn. De verwachting is dat dit de komende jaren een bron van (mogelijke) discussies gaat vormen met de Belastingdienst. Een complicerende factor is dat het besluit op een verzoek tot ambtshalve vermindering, alleen in de sfeer van de inkomstenbelasting voor bezwaar vatbaar is. Zit u in een dergelijke situatie? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.
Fiscale vraag?
Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.
"*" geeft vereiste velden aan