
Het zorgvuldigheidsbeginsel in het belastingrecht
- Publicatiedatum 23 dec 2024
- Aanpassingsdatum 23 dec 2024
- Leestijd 6 min
Het zorgvuldigheidsbeginsel is een van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en speelt in het bestuursrecht een belangrijke rol. Omdat het belastingrecht onderdeel is van het bestuursrecht, is het zorgvuldigheidsbeginsel ook hier van groot belang. Dit beginsel ziet op de verplichting voor een bestuursorgaan (zoals de Belastingdienst) om besluiten zorgvuldig voor te bereiden en belangen af te wegen, ook tijdens het gebruik van controlebevoegdheden. Dit artikel behandelt het zorgvuldigheidsbeginsel zoals dat in het belastingrecht voorkomt en is opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is aandacht voor zowel het formele zorgvuldigheidsbeginsel als voor het materiële zorgvuldigheidsbeginsel.
Het zorgvuldigheidsbeginsel in de Awb
Het zorgvuldigheidsbeginsel is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Die wet is ook van toepassing op het belastingrecht, omdat het belastingrecht onderdeel uitmaakt van het bestuursrecht. Zowel het formele zorgvuldigheidsbeginsel als het materiële zorgvuldigheidsbeginsel kan worden teruggevonden in de Awb. Het formele zorgvuldigheidsbeginsel houdt in dat de Belastingdienst bij het nemen van een besluit zorgvuldig te werk moet gaan. Hij wordt geacht de nodige kennis te verzamelen over de voor het besluit relevante feiten. Het formele zorgvuldigheidsbeginsel ziet op de voorbereiding van het besluit. Het materiële zorgvuldigheidsbeginsel gaat over de te maken belangenafweging. De Belastingdienst moet in principe de bij een besluit betrokken belangen afwegen, tenzij uit de wet of de aard van de bevoegdheid iets anders naar voren komt. Beide beginselen zijn vastgelegd in de Awb en zijn voor de dagelijkse praktijk van belang in de relatie tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige.
Het formele zorgvuldigheidsbeginsel in het belastingrecht
De Belastingdienst moet op grond van het formele zorgvuldigheidsbeginsel bij de voorbereiding van een besluit de benodigde kennis verzamelen. Die kennis ziet op de relevante feiten en de uiteindelijk af te wegen belangen. Daarmee is sprake van een onderzoeksplicht. De precieze omvang van deze plicht (ook wel de kennisvergaringsplicht genoemd) verschilt per situatie. In het bestuursrecht – en ook in het belastingrecht – is vaak de belanghebbende (belastingplichtige) al verplicht tot het verstrekken van veel van de relevante informatie. Een goed voorbeeld uit het belastingrecht is de verplichting om tijdig, volledig en naar waarheid aangifte inkomstenbelasting te doen. De Belastingdienst mag vervolgens uitgaan van de juistheid van deze inlichtingen. Dat is slechts anders als hij na met normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de aangifte, in redelijkheid aan de gegevens moet twijfelen.
Zorgvuldigheidsbeginsel bij onderzoek Belastingdienst en controlebevoegdheden
Zoals hiervoor beschreven heeft de Belastingdienst in bepaalde situaties een nadere onderzoeksplicht. Dat is bijvoorbeeld het geval als hij twijfelt aan de juistheid van de inlichtingen in een aangifte. In de wet zijn diverse controlebevoegdheden opgenomen die de belastingplichtige verplichten tot het verstrekken van gegevens. Zo is er de algemene inlichtingenverplichting en voor ondernemers de administratieverplichting. Ook bij het gebruiken van deze controlebevoegdheden moet de Belastingdienst zich houden aan het zorgvuldigheidsbeginsel. Zo is in de parlementaire geschiedenis het volgende voorbeeld opgenomen. Het komt voor dat de Belastingdienst vragen wil stellen aan werknemers van een onderneming. Dit moet zorgvuldig gebeuren en de Belastingdienst moet rekening houden met mogelijke bezwaren die de ondernemer hiertegen heeft. Volgens de Hoge Raad moet in elk geval de leiding van de onderneming op de hoogte of aanwezig zijn bij het stellen van vragen aan werknemers.
Het materiële zorgvuldigheidsbeginsel in het belastingrecht
Het materiële zorgvuldigheidsbeginsel houdt in dat de Belastingdienst de bij het besluit betrokken belangen dient af te wegen. Dit beginsel komt alleen aan de orde als er ruimte is voor een belangenafweging. Als de wet voorschrijft wat de inhoud van het besluit moet zijn, dan is er geen ruimte voor een belangenafweging. De wetgever heeft dan voor de Belastingdienst al bepaald hoe er gehandeld moet worden. In het belastingrecht komt dit vaak voor. Indien er wel ruimte is voor een belangenafweging, dan is het afhankelijk van de wettelijke regeling welke belangen bij de afweging betrokken moeten worden. De rechter heeft bij een toetsing van deze belangenafweging vervolgens een terughoudende rol. Hij zal slechts ingrijpen als sprake is van een onevenredige uitkomst. Hier komt het raakvlak met het evenredigheidsbeginsel duidelijk naar voren.
Voorbeeld van het materiële zorgvuldigheidsbeginsel
Het belastingrecht bevat veel wettelijke regels die geen ruimte bieden voor een belangenafweging. Een voorbeeld waar dit wel mogelijk was, betreft de belastingrente. De Hoge Raad oordeelde in het verleden dat als de Belastingdienst niet op tijd een (voorlopige) aanslag oplegt, er onzorgvuldig is gehandeld. Het zorgvuldigheidsbeginsel verzet zich dan tegen het in rekening brengen van meer belastingrente dan bij tijdige oplegging van de (voorlopige) aanslag het geval zou zijn geweest. Deze regels zijn ondertussen gecodificeerd in de wet, maar bieden een helder inkijkje in de werking van het materiële zorgvuldigheidsbeginsel en situaties waarin een beroep op het beginsel kan worden gedaan.
Gevolgen van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel in het belastingrecht
Een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel leidt zelden tot vernietiging van de opgelegde aanslagen. Als de rechter meent dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden, zal in de hoofdregel door de rechter de zaak worden beslecht. In 2011 heeft de Hoge Raad een aantal algemene uitgangspunten geformuleerd over het handelen van de rechter bij een gegrond beroep:
- Om een oplossing binnen een redelijke termijn te realiseren, moet de rechter het juiste bedrag van de aanslag of beschikking vaststellen. Dat is mogelijk, omdat de Belastingdienst over het algemeen geen beleidsvrijheid heeft.
- Een uitzondering geldt als de rechter over zo weinig feiten beschikt, dat hij zich redelijkerwijs niet in staat acht zelf het juiste bedrag van te stellen, ook niet door een schatting van de grondslag. Hij kan dan de bestuurlijke lus toepassen of het bestuursorgaan opdragen opnieuw op het bezwaar te beslissen en de uitspraak op bezwaar te vernietigen.
Belastingdienst moet zorgvuldig handelen richting belastingplichtigen
Het zorgvuldigheidsbeginsel speelt een belangrijke rol in het belastingrecht. Dit beginsel houdt in dat de Belastingdienst zorgvuldig te werk moet gaan. Er moet worden gestreefd naar het nemen van besluiten op basis van zorgvuldig verzamelde informatie. Dat is niet alleen de verantwoordelijkheid van de Belastingdienst, maar ook van de belastingplichtige zelf. Deze is immers gehouden om bepaalde inlichtingen en gegevens te verstrekken, soms zelfs uit eigen beweging. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust vrijblijvend contact met ons op.
Bronnen:
- Hoge Raad 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2132 (gevolgen rechterlijk handelen bij gegrond beroep).
- Kamerstukken IIÂ 1991/92, 21287, nr. 8, p. 12-13 (Voorbeeld over ondervragen personeel van ondernemer en zorgvuldigheid).
- Kamerstukken II 1990/91, 21221, nr. 5 (Nota naar aanleiding van het verslag bij invoering Awb).
- Kamerstukken II 1988/89, 21221, nr. 4 (Verslag bij invoering Algemene wet bestuursrecht (Awb).
- Kamerstukken II 1988/89, 21221, nr. 3 (Memorie van Toelichting bij invoering Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
Meer over dit thema:
Fiscale vraag?
Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.
"*" geeft vereiste velden aan