Stel een vraag
Rechtbank matigt belastingrente wegens schending zorgvuldigheidsbeginsel
Formeel belastingrecht en procederenJurisprudentie kopieer en deel Naar kennisbank

Rechtbank matigt belastingrente wegens schending zorgvuldigheidsbeginsel

  • Publicatiedatum 14 dec 2024
  • Aanpassingsdatum 14 dec 2024
  • Leestijd 4 min

Belastingrente is verschuldigd op het moment dat het vaststellen van een belastingaanslag door toedoen van de belastingplichtige te lang op zich laat wachten. Veel belastingplichtigen ervaren de regels rondom de belastingrente als onrechtvaardig. In een zaak die in 2022 voor de rechtbank Den Haag kwam, meende een belastingplichtige dat de belastingrente ten onrechte in rekening is gebracht. De inspecteur zou onzorgvuldig hebben gehandeld. Volgens de rechtbank heeft de belastingplichtige gelijk. Dat leidt tot een forse matiging van de belastingrente wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel.

Weigering verzoek om voorlopige aanslag leidt tot belastingrente

Een belastingplichtige verzoekt in juni 2020 om oplegging van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2019. Hij verwacht een inkomen van zo’n € 270.000 te hebben. De Belastingdienst wijst het verzoek drie maanden later af. Deze afwijzing is – zo blijkt later – geautomatiseerd afgegeven, omdat het verzoek na 1 mei van het jaar waarin de aangifte moet worden gedaan, is ingediend en de aangiftetermijn zou zijn verlopen. Begin 2021 dient de belastingplichtige zijn aangifte over 2019 in. De Belastingdienst volgt deze aangifte en brengt een bedrag van € 2.400 aan belastingrente in rekening. Daarmee is de belastingplichtige het niet eens.

Belastingplichtige meent dat belastingrente onterecht is

De belastingplichtige meent dat de onterechte weigering om een voorlopige aanslag op te leggen, tot de belastingrente heeft geleid. Zou een voorlopige aanslag overeenkomstig het ingediende verzoek zijn opgelegd, dan was de belastingrente aanzienlijk lager uitgevallen. Het standpunt dat zijn verzoek onterecht is geweigerd, baseert hij op het feit dat de aangiftetermijn voor hem niet kan zijn verlopen, omdat hij nooit is uitgenodigd tot het doen van aangifte inkomstenbelasting over 2019. Voorts had de Belastingdienst hem moeten verzoeken alsnog belastingaangifte te doen naar aanleiding van het afwijzen van zijn verzoek. De handelswijze van de Belastingdienst is – volgens deze belastingplichtige – te bestempelen als zeer onzorgvuldig.

Belastingdienst verdedigt weigering en belastingrente

De Belastingdienst kijkt anders tegen de zaak aan. Hij meent dat de belastingrente overeenkomstig de wettelijke regels in rekening is gebracht. In de wet staat dat een voorlopige aanslag kan worden geweigerd op het moment dat de belastingplichtige niet binnen de gestelde termijn de aangifte heeft gedaan. Kortom: de Belastingdienst beroept zich erop slechts de wettelijke regels toe te passen. Hij ziet geen aanleiding om de belastingrente te matigen.

Rechtbank oordeelt dat weigering voorlopige aanslag onterecht is

De rechtbank velt eerst een oordeel over de weigering van de Belastingdienst om een voorlopige aanslag op te leggen. Deze weigering was onterecht. De belastingplichtige is niet uitgenodigd om aangifte te doen, dus een afwijzing van het verzoek wegens het niet binnen de gestelde termijn doen van de aangifte, is hier niet mogelijk. Dat de afwijzing geautomatiseerd plaatsvindt, is bovendien niet het probleem of het risico van de belastingplichtige. De Belastingdienst had zorgvuldiger moeten handelen in het kader van de afwijzing van het verzoek, maar heeft dat niet gedaan. Verder vindt de rechtbank het niet correct dat het verzoek eerst drie maanden is blijven liggen, als gevolg waarvan eveneens een rentenadeel ontstaat. Kortom: de Belastingdienst had zorgvuldiger moeten handelen bij het nemen van het besluit over het wel of niet opleggen van een voorlopige aanslag.

Schending zorgvuldigheidsbeginsel en matiging van belastingrente

De rechtbank is het dus met de belastingplichtige eens dat de Belastingdienst onzorgvuldig heeft gehandeld. Daarmee is het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden. De opgelegde belastingrente komt daarom voor matiging in aanmerking. De rechter verlaagt de belastingrente van circa € 2.400 tot € 63. Dat geen belastingrente zou zijn berekend als de belastingplichtige uit eigen beweging eerder zijn aangifte had gedaan, maakt niet dat de Belastingdienst niet of minder zorgvuldig hoeft om te gaan met een verzoek tot het opleggen van een voorlopige aanslag.

Geautomatiseerde handelingen en zorgvuldig handelen door de Belastingdienst

De Belastingdienst moet zich aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur houden. Daartoe behoort ook het zorgvuldigheidsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat de Belastingdienst een besluit zorgvuldig moet voorbereiden. Niet zelden ontstaan geschillen over het handelen door de Belastingdienst. In deze zaak ging het bijvoorbeeld om de vraag of de Belastingdienst voldoende zorgvuldig is geweest bij weigeren van het opleggen van een voorlopige aanslag. Meent u dat de Belastingdienst in uw zaak onzorgvuldig handelt of dat de Belastingdienst zich op andere wijze niet aan de regels houdt? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.

Civra-Hoge-resolutie-voor-afdruk-zonder-logo-in-Adobe-93-scaled-aspect-ratio-200-200

Fiscale vraag?

Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.

"*" geeft vereiste velden aan

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Kennisbank. Lees ook artikelen over: