Hoge Raad: bewijslast werkelijk rendement box 3 rust op belastingplichtige
- Publicatiedatum 08 dec 2024
- Aanpassingsdatum 14 dec 2024
- Leestijd 3 min
Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad een streep gezet door de poging tot herstel- en overbruggingswetgeving van de wetgever. In dat arrest formuleert de Hoge Raad nogmaals dat aansluiting moet worden gezocht bij het werkelijk behaalde rendement. Op dit moment werkt de Belastingdienst hard aan een werkwijze daarvoor. De verwachting is dat de operatie ‘opgaaf werkelijk rendement’ in 2025 en 2026 de nodige aandacht van belastingplichtigen en hun adviseurs gaat vragen. Ook is er nog de nodige onduidelijkheid. In een arrest van 29 november 2024 heeft de Hoge Raad bevestigd dat de bewijslast om het werkelijk rendement in box 3 aannemelijk te maken op de belastingplichtige rust. Dit artikel bevat een korte toelichting op deze zaak.
Belastingplichtige bewijst lager werkelijk rendement
Het gaat in deze zaak om een aanslag inkomstenbelasting 2019. Bij deze belastingplichtige is het inkomen in box 3 herrekend naar de regels die gelden onder het rechtsherstel. Dit heeft geleid tot een box 3-inkomen van ongeveer € 35.000. De belastingplichtige vindt dit nog altijd te hoog. Volgens de rechtbank (2022) was er geen aanleiding om de aanslag verder te verminderen. Het hof komt tot een ander oordeel. Hij is van mening dat ongerealiseerde waardestijgingen en -dalingen niet tot het werkelijke rendement behoren waar de Hoge Raad in het Kerstarrest op doelde. Vervolgens meent het hof dat de belastingplichtige het box 3-inkomen aannemelijk heeft gemaakt op circa € 16.000. Het hof vermindert de aanslag.
Hoge Raad (2024) bewijslast werkelijk rendement box 3 rust op belastingplichtige
De Hoge Raad heeft zich op 29 november 2024 over deze zaak gebogen. Hij geeft eerst aan dat het oordeel van het hof voor wat betreft de ongerealiseerde waardestijgingen en -dalingen onjuist is. In de arresten van 6 juni oordeelde de Hoge Raad dat deze wel meetellen voor het werkelijke rendement. Het is vervolgens aan de belastingplichtige om het werkelijk behaalde rendement in box 3 aannemelijk te maken. Volgens de Hoge Raad is deze belastingplichtige daar niet in geslaagd. Er is onvoldoende bewezen dat het werkelijke rendement op het gehele vermogen in box 3 lager was dan het door de Belastingdienst berekende rendement op grond van de herstelwetgeving.
Bewijzen werkelijk rendement box 3 kan een lastige klus zijn
Het is aan de belastingplichtige die een verdere vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting wil, om het werkelijke rendement in box 3 te bewijzen. Het gaat dan om het gehele vermogen in box 3, waarbij ook tussentijdse transacties van belang zijn. Dit betekent dat het een bewerkelijke bezigheid kan zijn om het werkelijk behaalde rendement inzichtelijk te krijgen. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.
Bronnen:
- Hoge Raad 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1760 (Hoge Raad corrigeert box 3-berekening hof en bevestigt bewijslast belastingplichtige).
- Hoge Raad 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1759 (Andere zaak met soortgelijke uitkomst over bewijslastverdeling werkelijk rendement box 3).
- Gerechtshof Den Haag 4 oktober 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2035 (Hof verlaagt box 3 aanslag tot werkelijk rendement).
- Rechtbank Den Haag 22 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14232 (Rechtbank kent geen nader rechtsherstel box 3 toe).
Fiscale vraag?
Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.
"*" geeft vereiste velden aan