Als een belastingplichtige in het gelijk wordt gesteld in een bezwaarprocedure, kan hij recht hebben op een proceskostenvergoeding. Tenzij sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, wordt die proceskostenvergoeding berekend op basis van een forfait. De hoogte van de vergoeding is dan afhankelijk van het aantal handelingen (punten), de complexiteit van de zaak (gewicht) en het normbedrag per punt. De uitwerking hiervan is opgenomen in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarin is onder andere opgenomen dat voor belastingzaken een lager normbedrag per punt geldt dan voor overige zaken. De Hoge Raad heeft zich op 12 juli 2024 gebogen over de vraag of dit onderscheid discriminerend is of niet. Dit artikel behandelt deze zaak over het vergoeden van proceskosten in belastingzaken en discriminatie in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Lagere vergoeding proceskosten in belastingzaken en discriminatie
In deze zaak heeft de rechtbank het beroep van de belastingplichtige gegrond verklaard. De rechtbank heeft vervolgens op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht een vergoeding toegekend voor de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt. Dit heeft geleid tot een forfaitair berekende proceskostenvergoeding. De belastingplichtige wijst erop dat het normbedrag voor belastingzaken lager is dan voor overige zaken. Hij meent dat de lagere vergoeding voor proceskosten in belastingzaken, discriminatie vormt. De Hoge Raad heeft zich hier over uitgelaten.
Toetsingskader discriminerend karakter normbedrag belastingzaken en overige zaken
Om te beoordelen of sprake is van verboden discriminatie moet de Hoge Raad twee vragen beantwoorden:
- Zijn belastingzaken en overige zaken voor wat betreft de vergoeding van kosten voor rechtsbijstand gelijke gevallen?
- Als sprake is van gelijke gevallen, is er dan sprake van een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid?
Als er geen sprake is van een objectieve en redelijke rechtvaardiging, dan is er sprake van verboden discriminatie. Omdat de uitwerking van de proceskostenvergoeding is opgenomen in een besluit – en niet in de wet – kan de rechter het voorschrift toetsen aan het discriminatieverbod van de Grondwet. Daarbij geldt dat de regelgever een zekere beoordelingsruimte heeft. De vraag is daarom om de regelgever in redelijkheid heeft mogen handelen zoals hij dat heeft gedaan.
Zijn belastingzaken en overige zaken gelijke gevallen?
De eerste vraag is of sprake is van gelijke gevallen. Daarvoor kijkt de Hoge Raad naar de totstandkoming van het Besluit. Het lagere bedrag voor belastingzaken is gebaseerd op gegevens van de Belastingdienst. Het bedrag voor overige zaken is gebaseerd op civiele liquidatietarieven. Voor de overige zaken is geen lager bedrag vastgesteld, omdat er geen aanwijzingen waren dat de werkelijke kosten lager waren. Ook is het volgende meegewogen over belastingzaken:
- Het betreft vaak herstel van administratieve fouten;
- Het bezwaarschrift wordt meestal opgesteld door de adviseur die het dossier al kent;
- Externe bijstand vindt vaak plaats door administratiekantoren en belastingconsulenten.
De Hoge Raad meent niet te kunnen beoordelen of sprake is van gelijke gevallen. Voor belastingzaken is uitgegaan van informatie die er voor de overige zaken niet was. Ook de andere verschillen tussen belastingzaken en overige zaken rechtvaardigen niet zonder meer de aanname dat de overige zaken een hogere kostenvergoeding rechtvaardigen.
Ook onduidelijkheid over objectieve en redelijke rechtvaardiging
De Hoge Raad redeneert door met als aanname dat sprake is van gelijke gevallen. Het volgende ‘probleem’ is dan dat ook de objectieve en redelijke rechtvaardiging onduidelijk is. Een rechtvaardiging voor de verschillende behandeling kan niet gelegen zijn in de omstandigheid dat de regelgever niet beschikte over voldoende vergelijkbare gegevens met betrekking tot de overige zaken. Een gebrek aan informatie kan niet rechtvaardigen dat, zonder nader onderzoek, een verschil in behandeling tussen gelijke gevallen wordt gemaakt.
Lagere vergoeding proceskosten in belastingzaken kan discriminatie zijn
De Hoge Raad oordeelt dat hij door de gebrekkige motivering van de regelgever niet kan beoordelen of sprake is van verboden discriminatie. Een dergelijke belemmering van de mogelijkheden tot een effectieve rechterlijke toetsing, kan ertoe leiden dat de rechter het voorschrift buiten toepassing laat. Het valt namelijk niet uit te sluiten dat sprake is van een discriminerende regeling. Het gevolg hiervan is dat de vergoeding voor de kosten van beroepsmatige verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase, kan worden berekend op basis van het normbedrag voor overige zaken. Dat de Hoge Raad kiest voor een ‘kan-constructie’ maakt dat nog niet alles duidelijk is en dat rechters enige vrijheid hebben. In nieuwe zaken kan de Belastingdienst daardoor proberen te onderbouwen dat het onderscheid niet discriminerend is.
Aanpassing Besluit proceskosten bestuursrecht lijkt meest eenvoudige optie
In dit arrest wijst de Hoge Raad meermaals op de gebrekkige motivering door de regelgever en het ontbreken van informatie. De meest eenvoudige oplossing lijkt daarmee een aanpassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht te zijn. In de bijbehorende nota van toelichting kan de regelgever dan uitgebreid(er) uiteenzetten waarop de verschillende normbedragen zijn gebaseerd en toelichten waarom geen sprake is van een discriminerend karakter. Dat lijkt mij een eenvoudigere (en passendere) oplossing dan steeds in afzonderlijke procedures bewijs voor het niet-discriminerende karakter te moeten leveren.
Het belang van fiscaal procesrecht
Als de belastingplichtige in het gelijk wordt gesteld, kan hij aanspraak maken op een proceskostenvergoeding voor de in bezwaar gemaakte kosten. Het enkele gelijk hebben is daarvoor onvoldoende. Het moet gaan om in redelijkheid gemaakte kosten en de gemaakte (herstelde) fout moet aan de Belastingdienst te wijten zijn. Ook moet de belastingplichtige expliciet verzoeken om een proceskostenvergoeding. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op.
Bronnen:
- Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060 (Onderscheid vergoeding proceskosten tussen belastingzaken en overige zaken mogelijk discriminerend).
- Parket bij de Hoge Raad 1 maart 2024, ECLI:NL:PHR:2024:235 (Conclusie Advocaat-Generaal over onderscheid proceskostenvergoeding en zaaksoorten).
- Rechtbank Den Haag 28 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2023:12805 (Bestreden uitspraak over proceskostenvergoeding).
Lees ook onze artikelen over:
- Proceskostenvergoeding in de bezwaarprocedure.
- Proceskostenvergoeding in (hoger) beroep.
- De Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM.