Bijtelling auto van de zaak en de Belastingdienst

De auto van de zaak is nog altijd een aantrekkelijke arbeidsvoorwaarde. Het eventueel toegestane privégebruik vormt de werknemer belast loon. Dit loon wordt in de heffing van belasting betrokken volgens de zogenaamde bijtellingsregels voor de auto van de zaak.  Zoals bij veel fiscale regels is een van de uitgangspunten ooit geweest dat er een overzichtelijke, eenvoudige regeling moest komen. Daar is ondertussen weinig van over. De bijtellingsregels zijn onnodig complex, foutgevoelig en zorgen in de praktijk voor veel discussies met de Belastingdienst. In dit artikel behandel ik de regels over de belasting (bijtelling) voor de auto van de zaak op hoofdlijnen en en ga ik in op controle door de Belastingdienst. 

Auto van de zaak en bijtelling

De bijtellingsregels zijn van toepassing als de werkgever een auto van de zaak ter beschikking stelt aan de werknemer. Het gaat dan om een personenauto of bepaalde soorten bestelauto’s. Bijtelling is de benaming voor de belasting die een werknemer is verschuldigd over het privégebruik van de auto van de zaak. De regels zijn niet van toepassing bij bijvoorbeeld een motor van de zaak of een vrachtwagen van de zaak (om maar iets te noemen). Als een bepaalde situatie onder de bijtellingsregels valt, is bijtelling verschuldigd, tenzij bewezen kan worden dat op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 privékilometers worden afgelegd. De Belastingdienst controleert in de praktijk veel op het privégebruik van de auto van de zaak en heft ten onrechte niet berekende bijtelling na. Dat gebeurt meestal bij de werkgever. Dit kan leiden tot forse naheffingsaanslagen wegens het privégebruik van de auto van de zaak.

Hoogte bijtelling auto van de zaak is afhankelijk van verschillende factoren

De hoogte van de bijtelling is afhankelijk van diverse factoren. Als uitgangspunt geldt een vast percentage (2023: 22%) van de cataloguswaarde. Voor auto’s ouder dan vijftien jaar geldt een percentage van 35% van de waarde in het economisch verkeer. Verder bevat de wet een aantal kortingsregelingen. Indien een werknemer een voldoende milieuvriendelijke auto ter beschikking gesteld krijgt (elektrisch, op waterstof dan wel op zonne-energie) geldt een korting op de bijtelling. Tot slot bevat de wet zeer veel overgangsrecht. Op grond van dit overgangsrecht blijft de eventueel verlaagde bijtelling nog een bepaalde periode ‘aan de auto kleven’. Bij controles door de Belastingdienst op het privégebruik van de auto van de zaak, komt regelmatig naar voren dat een onjuist kortingspercentage op de bijtelling is toegepast. Ook komt foutieve toepassing van het overgangsrecht veel voor.

Geen bijtelling bij minder dan 500 kilometer privégebruik

Als bewezen kan worden dat de werknemer minder dan 500 kilometer per jaar een auto voor privégebruik aanwendt, bedraagt de bijtelling nihil. Deze bewijslast is zwaar vormgegeven, want het binnen de toegestane grenzen blijven, moet overtuigend worden aangetoond. Tegenwoordig wordt vaak voor een digitale rittenadministratie gekozen. De Belastingdienst onderzoekt de rittenadministratie en stelt hierover vragen bij eventuele controles. Dat is vaak een gedetailleerde controle, waarbij onder andere wordt gekeken naar verkeersovertredingen. Ondanks dat het tegendeel weleens wordt beweerd, is een rittenadministratie niet verplicht. Alle middelen mogen worden gebruikt om te bewijzen dat de 500-kilometergrens niet is overschreden. De praktijk leert echter dat het achterwege laten van bijtelling zonder een kloppende rittenadministratie, veelal tot een bewijsprobleem leidt. Wat in elk geval geen goed argument is, is dat de werknemer te druk is met zijn werk om de auto privé te kunnen gebruiken.

Wat zijn privékilometers voor de loonbelasting auto van de zaak?

Over wat precies privégebruik is ontstaat in de praktijk nog weleens discussie. De Belastingdienst kijkt naar het karakter van de rit. Het doel van de reis bepaalt het karakter. Een bekend voorbeeld is dat van de werknemer die tussen de middag thuis luncht. De ritten van het huisadres naar de werkplek kwalificeerden als zakelijke ritten. In 1985 ging de Hoge Raad in op ritten met een gemengd karakter. Het ging om een rij-examinator die voor zijn rijvaardigheidskilometers een aantal ritten met een privédoel gebruikte. De Hoge Raad oordeelde dat hier zowel een zakelijk, als een privé tintje aan zit. Hij formuleert als regel dat bij gemengde ritten slechts sprake is van zakelijke kilometers, als iemand die niet dat dienstverband heeft, maar verder in dezelfde omstandigheden zit, de kilometers niet of niet in dezelfde omvang, zou maken. Het enkele feit dat een rit start en/of eindigt op het vakantieadres, staat niet in de weg aan het zakelijke karakter. Bij controles van de Belastingdienst op het juist toepassen van de bijtelling, worden vaak vragen gesteld over specifieke ritten. Het zakelijk karakter moet dan onderbouwd worden.

Woon-werkverkeer en bijtelling auto van de zaak

Woon-werkverkeer is voor de bijtelling in de loonbelasting aangemerkt als zakelijk gebruik. Het begrip woon-werkverkeer is in de wet niet nader uitgelegd. Uit jurisprudentie komt het volgende kader voor woon-werkverkeer naar voren. Het gaat om reizen tussen tussen de woon- of verblijfplaats en het werk, waarbij de heen- en terugreis plaatsvinden binnen een tijdsbestek van 24 uur. Een werknemer kan tegelijkertijd een woonplaats en een verblijfplaats hebben. Het gerechtshof Den Haag oordeelde in 2024 dat een verblijfplaats een plaats is die de werknemer ter beschikking staat en waar hij regelmatig verblijft. Dat regelmatige verblijf kan volgen uit een bestendige gedragslijn. Een vast ritme of een verblijf voor een lange, aaneengesloten periode, is niet een vereiste. Het gerechtshof geeft wel aan dat alle feiten en omstandigheden meetellen bij het bepalen of een locatie een verblijfplaats is. Aan deze uitspraak is een afzonderlijk artikel op onze website besteed.

Bijtelling bij achtereenvolgend meerdere auto’s van de zaak in één jaar

Het gebeurt regelmatig dat een werknemer in de loop van het jaar een nieuwe auto van de zaak krijgt. Als beide auto’s privé mogen worden gebruikt, leidt dat niet tot problemen. Toepassing van de bijtellingsregels loopt dan gewoon door. Vervelender is het als een van beide auto’s niet voor privédoeleinden mag worden gebruikt. De Hoge Raad sprak zich hierover in 1997 uit. Sindsdien geldt dat als met één van de auto’s meer dan 500 kilometer privé is gereden, ook over de andere auto moet worden bijgeteld. Daarmee is duidelijk dat de kilometergrens per kalenderjaar geldt en niet per auto. Naar het oordeel van de Hoge Raad zou het zelfstandig beoordelen van het privégebruik van iedere volgende auto, de eenvoud van de regeling weghalen. Die eenvoud is nu juist een van de doelen geweest bij de invoering van de bijtellingsregels.

Tegelijkertijd meerdere auto’s van de zaak en bijtelling

De situatie kan zich ook voordoen dat één werknemer, tegelijkertijd over meerdere auto’s van de zaak beschikt. Als uitgangspunt geldt dan dat voor elke auto het privégebruik moet worden beoordeeld. Bijtelling moet dan worden berekend voor elke auto waarmee de werknemer meer dan 500 privékilometers rijdt. Als geen enkele auto aan die voorwaarde voldoet, hoeft er niets te worden bijgeteld. Bij deze regels geldt een belangrijke tegemoetkoming. De bijtelling blijft beperkt tot het aantal rijbewijzen in het gezin van de werknemer. Een alleenstaande werknemer zal dus niet meer dan één auto krijgen bijgeteld. Er is geen vrije keuze in welke auto wordt bijgeteld; als er meer auto’s in aanmerking komen dan geldt steeds de auto met de hoogste bijtelling. Tot slot kan ook meetellen hoeveel auto’s in het gezin verder voor privégebruik beschikbaar zijn.

Bijtelling als de werknemer maar een deel van het jaar een auto heeft

Een andere situatie, is de situatie waarin een werknemer bijvoorbeeld maar in drie maanden een auto ter beschikking heeft. In dat geval moeten de bijtellingsregels tijdsgelang worden toegepast. Een voorbeeld om dit duidelijk te maken.

Klaas heeft van 1 augustus tot en met 31 oktober een auto ter beschikking. De werkgever wil de verschuldigde belasting (bijtelling) voor het privégebruik van deze auto berekenen. De cataloguswaarde is € 10.000. De bijtelling is 22%. Klaas rijdt in deze periode 300 privékilometers. Voor de bijtellingsregels moet die 300 worden omgerekend naar een periode van een jaar. Dat betekent: 300/3 * 12 = 1.200. Dat is meer dan 500 en dus moet in genoemde drie maanden, bijgeteld worden.

Auto van de zaak en verschillende verklaringen en regelingen

Tot slot bevat de wet nog een aantal regelingen waar ik in dit artikel niet nader op inga, maar in afzonderlijke artikelen wel. Gewezen kan worden op de verklaring geen privégebruik, waarmee het risico bij privégebruik in principe bij de werknemer komt te liggen. Daarnaast bevat de wet regels specifiek voor bestelauto’s. Het gaat dan om:

Verwijzingen naar de artikelen hierover staan onderaan deze pagina. Ook in deze artikelen wordt ingegaan op de wijze waarop de Belastingdienst de bijtelling voor de auto van de zaak controleert en – indien nodig – corrigeert.

Onjuiste toepassing bijtelling auto van de zaak leidt tot naheffing en boete

De Belastingdienst controleert veel op het privégebruik van de auto van de zaak en het op de juiste wijze berekenen van de belasting (bijtelling). Nog (te) vaak lukt het werkgevers/werknemers niet om overtuigend aan te tonen dat een auto niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Het gevolg is dat, afhankelijk van de bewijssituatie, bij de werkgever en/of de werknemer wordt nageheven. Ook kan een boete worden opgelegd. Bij bedrijven met een groot wagenpark, leidt dat al snel tot gigantische naheffingsaanslagen loonheffingen.

Advisering over auto van de zaak en procedures over bijtelling met de Belastingdienst

Een controle in de sfeer van de loonheffingen richt zich vaak op de juistheid van de berekende belasting (bijtelling) voor het privégebruik van een auto. Als er onjuistheden blijken, leidt dat al snel tot forse naheffingsaanslagen en boetes. Niet zelden ontstaat dan een geschil met de Belastingdienst. Deskundige bijstand is dan geen overbodige luxe. Zit u in een dergelijke situatie? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op. Wij adviseren zowel vooraf (over het inrichten van een goede regeling met betrekking tot de auto van de zaak) als tijdens geschillen/procedures met de Belastingdienst.

 

Bronnen:

  1. Hoge Raad 5 juni 1985, ECLI:NL:HR:1985:AW8259 (Privékilometers en ritten met een gemengd karakter)
  2. Hoge Raad 17 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3332 (Bijtelling bij achtereenvolgende auto’s van de zaak in hetzelfde kalenderjaar)
  3. Gerechtshof ‘s-Gravenhage 28 november 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0320 (Ritten vanaf vakantieadres DGA kunnen zakelijk zijn)

Lees ook onze artikelen over:

  1. Bestelauto niet beschikbaar voor privé gebruik.
  2. Doorlopend afwisselend gebruik van een bestelauto.
  3. De verklaring geen privégebruik auto.
  4. De verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto.
  5. Bovennormbijdrage en eigen bijdrage privégebruik auto.
  6. Rechtbank bevestigt naheffing bijtelling: rittenregistratie geveld door verkeersboete.
  7. Belastingdienst vordert bijtelling over Porsche van accountant terecht na.
  8. De begrippen ‘woon-werkverkeer’ en ‘verblijfplaats’ voor de bijtelling in de loonbelasting.

 

Fiscale vraag?

Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.