Stel een vraag
Inspecteur handelde onvoldoende voortvarend bij toepassing verlengde navorderingstermijn
Formeel belastingrecht en procederenJurisprudentie kopieer en deel Naar kennisbank

Inspecteur handelde onvoldoende voortvarend bij toepassing verlengde navorderingstermijn

  • Publicatiedatum 22 dec 2024
  • Aanpassingsdatum 22 dec 2024
  • Leestijd 4 min

De verlengde navorderingstermijn is voor de Belastingdienst een belangrijk middel in de strijd tegen verhuld vermogen. Deze verlengde termijn is van toepassing als sprake is van inkomsten die zijn opgekomen in het buitenland. Het gaat dan bijvoorbeeld om bankrekeningen die worden aangehouden in het buitenland. De navorderingstermijn voor dergelijke inkomsten bedraagt in beginsel twaalf jaar. Bij het opleggen van een navorderingsaanslag met toepassing van deze verlengde termijn, moet de inspecteur zich verhouden tot het zogenaamde voortvarendheidsvereiste. In een arrest van 1 november 2024 spreekt de Hoge Raad zich uit over dit voortvarendheidsvereiste en de vraag of de inspecteur beschikte over alle benodigde inlichtingen. In dit artikel bespreek ik deze zaak over het vereiste van voortvarend handelen door de inspecteur bij toepassing van de verlengde termijn voor navordering.

Inkeermelding Luxemburgse bankrekeningen leidt tot onderzoek en navorderingsaanslagen

De belastingplichtige meldt zich in 2014 bij de Belastingdienst. Hij doet een beroep op de inkeerregeling voor tegoeden op Luxemburgse bankrekeningen. Een van de bankrekeningen staat op naam van een vennootschap te Panama. Deze vennootschap is in 2008 opgericht. De belastingplichtige is enig aandeelhouder, gevolmachtigde en economisch eigenaar. De inspecteur vraagt meerdere keren om nadere inlichtingen over het vermogen. De laatste informatie wordt in juni 2016 verstrekt. De inspecteur mailt in september 2016 een collega voor afstemming over de kwalificatie van de vennootschap op Panama. In november stemt de belastingplichtige in met een verlenging van de navorderingstermijnen voor 2001 tot en met 2003. De navorderingsaanslagen worden in december 2016 opgelegd. Begin 2017 volgen de navorderingsaanslagen 2004 tot en met 2014. Er ontstaat een geschil over het voortvarend handelen (of gebrek daaraan) van de inspecteur.

Geschil over voortvarend handelen inspecteur bij toepassing verlengde voor navordering

Bij het opleggen van de navorderingsaanslagen 2001 tot en met 2011 is de verlengde navorderingstermijn voor buitenlands inkomen toegepast. Dat is niet het geval bij de aanslagen 2012 tot en met 2014. De vraag die in deze zaak centraal staat is of de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend heeft gehandeld. Dat is volgens de belastingplichtige niet het geval. Hij geeft aan dat na het verstrekken van de laatste informatie in juni 2016 er door de inspecteur geen wezenlijke handelingen meer zijn verricht in het dossier. Dit maakt dat er een onverklaarbare vertraging van meer dan zes maanden is opgetreden voordat de navorderingsaanslagen werden vastgesteld. De inspecteur kijkt hier anders tegenaan. Hij merkt op dat hij actief bezig was met het dossier in de vorm van intern overleg. Dit interne overleg was noodzakelijk om duidelijkheid te krijgen over de fiscale kwalificatie van de vennootschap op Panama.

Rechtbank en gerechtshof menen dat inspecteur voldoende voortvarend handelde

De inspecteur dient bij het toepassen van de verlengde navorderingstermijn te handelen overeenkomstig het voortvarendheidsvereiste. Aan dit vereiste is in elk geval niet voldaan als aan de zijde van de Belastingdienst een onverklaarbare vertraging is opgetreden van meer dan zes maanden. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld. Het verzenden van een interne mail kwalificeert eveneens als werken aan het dossier door de inspecteur. Het gerechtshof is hetzelfde oordeel toegedaan. Aanvullend merkt het hof op dat het niet aannemelijk is dat sprake is geweest van het ‘zinloos’ heen en weer schuiven van het dossier binnen de Belastingdienst ter voorkoming van het niet voldoen aan het voortvarendheidsvereiste.

Hoge Raad over voortvarendheidsvereiste bij verlengde navorderingstermijn

De Hoge Raad geeft aan dat bij toepassing van de verlengde navorderingstermijn de inspecteur na het ontvangen van de benodigde inlichtingen, met redelijke voortvarendheid de aanslagen moet voorbereiden en vaststellen. Dat is niet het geval als er een onverklaarbare vertraging is opgetreden van meer dan zes maanden. In deze zaak heeft de inspecteur gewacht met het opleggen van aanslagen totdat hij genoeg informatie had om alle aanslagen op te leggen. Dat is onjuist. Het interne overleg ging alleen over de vennootschap op Panama. Die bankrekening bestaat sinds 2009 en dat was de inspecteur bekend. De uitkomst van het overleg kon niet relevant zijn voor de aanslagen 2001 tot en met 2008. De instemming van de belastingplichtige met een termijnverlenging is daarbij niet relevant. De inspecteur handelde dus onvoldoende voortvarend in deze zaak over navordering.

Advies verhuld vermogen en navordering

De belastingplichtige in deze zaak gaf uit eigen beweging inkomsten aan die hij eerder uit de aangifte heeft gehouden. Deze vorm van vrijwillige verbetering staat ook wel bekend als inkeren. Het vrijwillig verbeteren van eerder onjuist ingediende aangiften leidt veelal tot lagere boeten dan correcties op het moment dat de Belastingdienst het vermogen ‘ontdekt’. Hebt u vragen over inkeren of navordering door de Belastingdienst? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact op met een van onze fiscaal juristen.

Civra-Hoge-resolutie-voor-afdruk-zonder-logo-in-Adobe-93-scaled-aspect-ratio-200-200

Fiscale vraag?

Hebt u een fiscale vraag of deskundig fiscaal advies nodig? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact met ons op via onderstaand formulier.

"*" geeft vereiste velden aan

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Kennisbank. Lees ook artikelen over: